ECLI:NL:RBZWB:2021:4062
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen beëindiging Ziektewet-uitkering na herbeoordeling arbeidsongeschiktheid
Op 6 augustus 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een eiser en het UWV. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. G. Grijs, had beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 26 maart 2020, waarin zijn Ziektewet-uitkering werd beëindigd. De eiser had zich eerder ziek gemeld vanwege een liesbreuk en had in het verleden een ZW-uitkering ontvangen. Na een herbeoordeling concludeerde het UWV dat de eiser weer arbeidsgeschikt was voor zijn functie als werkvoorbereider, wat leidde tot de beëindiging van de uitkering per 7 februari 2020.
Tijdens de zitting op 22 juli 2021 in Middelburg werd het standpunt van de eiser dat zijn klachten door het UWV waren onderschat, besproken. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsarts van het UWV zorgvuldig was uitgevoerd en dat er voldoende rekening was gehouden met de klachten van de eiser. De rechtbank concludeerde dat de eiser geen nieuwe medische informatie had overgelegd die zijn stelling onderbouwde dat hij zwaarder beperkt was dan vastgesteld. De rechtbank vond ook dat de arbeidsdeskundige voldoende had onderbouwd waarom de eiser ondanks zijn beperkingen in staat was om zijn werk als werkvoorbereider te verrichten.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond en oordeelde dat het UWV op goede gronden de ZW-uitkering had beëindigd. De uitspraak werd gedaan door mr. I.M. Josten en openbaar gemaakt op dezelfde dag. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.