Op 9 augustus 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een naheffingsaanslag parkeerbelasting die was opgelegd aan [persoon] door de heffingsambtenaar van de gemeente [plaats]. De naheffingsaanslag, gedateerd op 7 oktober 2019, werd opgelegd omdat de auto van [persoon] niet was aangemeld bij de parkeerautomaat. Na bezwaar van [persoon] verklaarde de heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond, waarna [persoon] beroep instelde bij de rechtbank. Tijdens de zitting op 27 mei 2021 werd [persoon] vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, terwijl de heffingsambtenaar ook vertegenwoordigd was.
De rechtbank moest beoordelen of het beroep ontvankelijk was en of de naheffingsaanslag terecht was opgelegd. Belanghebbende, die recent een zware oogoperatie had ondergaan, stelde dat hij de parkeerbelasting via een parkeer-app wilde voldoen, maar dat er mogelijk iets mis was gegaan door zijn omstandigheden. De heffingsambtenaar betwistte de ontvankelijkheid van het beroep, omdat [persoon] niet degene zou zijn die het voertuig had geparkeerd.
De rechtbank oordeelde dat [persoon] wel degelijk de intentie had om de parkeerbelasting te voldoen en dat hij zich had ingespannen om dit te doen. Gezien de bijzondere omstandigheden, waaronder zijn hoge leeftijd en recente operatie, kon hem niet worden verweten dat hij niet alle handelingen in de app correct had uitgevoerd. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar en de naheffingsaanslag, en gelastte de heffingsambtenaar het griffierecht van € 47,- aan [persoon] te vergoeden.