In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 17 juli 2020, waarin zijn aanvraag voor een WIA-uitkering werd afgewezen. Eiser, die eerder als heftruckchauffeur werkte, was sinds 23 april 2018 arbeidsongeschikt door lichamelijke klachten en ontving aanvankelijk een WW-uitkering, gevolgd door een ZW-uitkering. Het UWV had hem een loongerelateerde WIA-uitkering toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 45,35%. Eiser betwistte deze beoordeling en stelde dat hij meer beperkingen had dan het UWV had aangenomen.
De rechtbank heeft op 10 juni 2021 een zitting gehouden, maar beide partijen zijn niet verschenen. De rechtbank heeft de medische rapportages van de verzekeringsartsen van het UWV beoordeeld en geconcludeerd dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsartsen adequaat rekening hebben gehouden met de klachten van eiser, waaronder rugklachten en COPD. De rechtbank vond de aangenomen beperkingen door het UWV gerechtvaardigd en oordeelde dat er geen aanleiding was om een urenbeperking aan te nemen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid van 45,35% werd bevestigd. De uitspraak werd gedaan door mr. drs. E.J. Govaers op 13 augustus 2021 en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.