ECLI:NL:RBZWB:2021:4252
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Beschikking
- mr. Duinhof
- Rechtspraak.nl
Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming
In deze zaak heeft de kinderrechter op 5 augustus 2021 een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De ouders van [minderjarige] zijn betrokken bij de procedure, waarbij zij worden bijgestaan door hun advocaat, mr. A.C. van 't Hek. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een communicatieprobleem bestaat tussen de ouders, de gecertificeerde instelling (GI) en de betrokken hulpverleners. De ouders hebben aangegeven zich onmachtig te voelen en ervaren paniek, boosheid en verdriet. De GI heeft het verzoek ingediend om de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] te verlengen voor de duur van drie maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren en heeft de ouders en een vertegenwoordiger van de GI laten verschijnen.
De kinderrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de ouders zich realiseren dat [minderjarige] niet op korte termijn naar huis kan komen. Dit is een belangrijk signaal dat aangeeft dat de samenwerking tussen de ouders en de hulpverleners moet verbeteren. De kinderrechter heeft ook opgemerkt dat de ouders tot nu toe niet de juiste hulpverlening hebben ontvangen, wat niet alleen aan de GI is toe te rekenen. De wachtlijstproblematiek en de afhankelijkheid van specifieke doelgroepen voor hulpverleningsinstanties hebben geleid tot een situatie waarin de ouders niet de benodigde ondersteuning hebben gekregen.
De kinderrechter heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] te verlengen tot 15 november 2021. Tevens heeft de kinderrechter de GI opgedragen om de advocaat van de ouders te voorzien van de bezoekverslagen van de afgelopen zes maanden en regelmatig overleg te hebben met de ouders en hun advocaat. Het verzoek van de ouders om een deskundige te benoemen is afgewezen, omdat dit niet in het belang van [minderjarige] wordt geacht. De kinderrechter heeft benadrukt dat de GI moet blijven zoeken naar mogelijkheden om de communicatie tussen de ouders en de hulpverlening te verbeteren.