ECLI:NL:RBZWB:2021:4282

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 augustus 2021
Publicatiedatum
25 augustus 2021
Zaaknummer
AWB- 21_2521
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit door college van burgemeester en wethouders inzake bezwaarschrift Participatiewet

In deze zaak heeft eiseres op 14 juni 2021 digitaal beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dongen op haar bezwaarschrift. Dit bezwaarschrift was gericht tegen een boete die aan eiseres was opgelegd op grond van de Participatiewet. De rechtbank heeft besloten het beroep versneld te behandelen en heeft toepassing gegeven aan artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waardoor een behandeling ter zitting achterwege is gebleven.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op 14 januari 2021 tijdig een bezwaarschrift heeft ingediend, maar dat het college niet binnen de wettelijk vereiste termijn van twaalf weken heeft beslist. De beslistermijn is overschreden, en de rechtbank oordeelt dat het college inmiddels het maximale bedrag van € 1.442,- aan dwangsommen heeft verbeurd. De rechtbank heeft ook bepaald dat het college binnen twee weken na de uitspraak alsnog een beslissing op het bezwaar moet nemen.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het niet tijdig nemen van een beslissing op het bezwaar. Tevens wordt het college opgedragen het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiseres te vergoeden. De rechtbank heeft geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten vastgesteld. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande op 23 augustus 2021 en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/2521 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 augustus 2021 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dongen, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft op 14 juni 2021 digitaal beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college op haar bezwaarschrift gericht tegen de oplegging van een boete op grond van de Participatiewet.
De rechtbank heeft besloten het beroep versneld te behandelen, onder toepassing van afdeling 8.2.3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft vervolgens toepassing gegeven aan artikel 8:54, eerste lid, van de Awb, zodat een behandeling ter zitting achterwege is gebleven.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Bij besluit van 8 december 2020 (primair besluit) heeft het college eiseres een boete opgelegd op grond van de Participatiewet.
Bij brief van 14 januari 2021 heeft eiseres een bezwaarschrift ingediend tegen het primaire besluit.
Bij brief van 8 april 2021 heeft eiseres het college medegedeeld dat de termijn om te beslissen op het bezwaarschrift is verstreken. Eiseres stelt dat het college in gebreke is gebleven op het bezwaarschrift te beslissen en heeft het college verzocht dit alsnog binnen twee weken te doen.
Op 14 juni 2021 heeft eiseres digitaal beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op haar bezwaar door het college.
Bij brief van 15 juni 2021 heeft de rechtbank aan het college gevraagd de op de procedure ‘niet tijdig beslissen’ betrekking hebbende stukken in te dienen. Daarnaast is het college verzocht in een verweerschrift aan te geven of de beslistermijn is overschreden, wat de reden is van de overschrijding van de beslistermijn en binnen welke termijn een besluit is te verwachten. Ten slotte is het college gevraagd, indien paragraaf 4.1.3.2 van de Awb van toepassing is, of een dwangsom als bedoeld in artikel 4:17 van de Awb is verbeurd en zo ja tot welk bedrag.
Omdat het college niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn heeft gereageerd op de brief van 15 juni 2021, heeft de rechtbank het college bij aangetekende brief van 6 juli 2021 een herinnering toegezonden en het college erop gewezen dat indien geen reactie volgt de rechtbank daaraan gevolgen kan verbinden die haar geraden voorkomen. Vervolgens heeft het college op 21 juli 2021 stukken ingediend welke zien op de primaire besluitvorming tot aan het bezwaarschrift. Stukken betreffende het ‘niet tijdig beslissen’, alsmede een verweerschrift met een standpunt ten aanzien van de door de rechtbank gestelde vragen betreffende het ‘niet tijdig beslissen’ ontbreken tot op heden.
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld (artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb). Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen (artikel 6:12, tweede lid, van de Awb).
3. De rechtbank stelt op basis van de door eiseres overgelegde stukken vast dat eiseres op 14 januari 2021 tijdig een bezwaarschrift heeft afgegeven bij de balie van het gemeentehuis gericht tegen het primaire besluit van 8 december 2020. Het bestuursorgaan beslist op het bezwaar binnen zes weken na de dag waarop de bezwaartermijn is verstreken (artikel 7:10, eerste lid, van de Awb). In dit geval heeft het college een bezwarenadviescommissie ingesteld, zodat de beslistermijn twaalf weken is na de dag waarop de bezwaartermijn verstreken is (artikelen 7:10, eerste lid, en 7:13 van de Awb). Het college had dus uiterlijk op 13 april 2021 moeten beslissen. Deze beslistermijn is overschreden.
De rechtbank stelt verder vast dat eiseres het college op 8 april 2021 in gebreke heeft gesteld en dat op dat moment de beslistermijn nog niet was verstreken. De ingebrekestelling is daarmee te vroeg ingediend. Nu het college niet aan zijn verplichting heeft voldaan om de volledige stukken en een verweerschrift in te dienen zal de rechtbank met toepassing van artikel 8:31 van de Awb daaruit de gevolgtrekkingen maken die haar geraden voorkomen en niet-ontvankelijkverklaring van het beroep achterwege laten. Op het moment dat eiseres op 14 juni 2021 het beroepschrift indiende was de beslistermijn wel (ruimschoots) overschreden en het college heeft nog steeds geen besluit op het bezwaar van eiseres genomen.
Het beroep is kennelijk gegrond.
4. In artikel 4:17 van de Awb is bepaald dat als een beschikking niet op tijd wordt genomen, het bestuursorgaan een dwangsom verschuldigd is voor elke dag dat het in gebreke is voor ten hoogste 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom verschuldigd was (artikel 4:18, eerste lid, van de Awb).
Nu het college niet aan zijn verplichting heeft voldaan om de volledige stukken en een verweerschrift in te dienen, neemt de rechtbank als vaststaand aan dat het college de hoogte van de dwangsom nog niet (juist) heeft vastgesteld. De rechtbank doet dit met toepassing van artikel 8:55c van de Awb alsnog. De rechtbank stelt vast dat de ingebrekestelling de dagtekening 8 april 2021 heeft en dat deze is afgegeven bij de balie van het gemeentehuis. De ingebrekestelling is, blijkens de datumstempel van de gemeente Dongen, op die dag door het college ontvangen. De rechtbank constateert dat zowel sinds twee weken na ontvangst van de ingebrekestelling, als sinds het verstrijken van de beslistermijn, meer dan 42 dagen zijn verstreken en dat het college nog steeds niet op het bezwaarschrift heeft beslist. De rechtbank oordeelt dan ook dat het college inmiddels het maximale bedrag van € 1.442,- aan dwangsommen heeft verbeurd.
5. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb bepaalt de rechtbank als het beroep gegrond is en nog geen besluit is bekendgemaakt dat het bestuursorgaan binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekendmaakt.
De rechtbank bepaalt dat het college binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een beslissing op bezwaar moet nemen en aan eiseres moet bekendmaken.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb en in overeenstemming met het landelijke beleid (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl) dat het college een dwangsom van € 100,- verschuldigd is voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
6. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, zal de rechtbank bepalen dat het college aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
7. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een beslissing op het bezwaar;
  • draagt het college op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een beslissing op het bezwaar bekend te maken;
  • stelt de door het college verbeurde dwangsom vast op € 1.442,-;
  • bepaalt dat het college aan eiseres een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • draagt het college op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van C.A.F. Kalb, griffier, op 23 augustus 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.