ECLI:NL:RBZWB:2021:4293
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Vordering tot veroordeling in proceskosten na intrekking verzoek voorlopige voorziening inzake ongeldigverklaring rijbewijs
Op 25 augustus 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, vertegenwoordigd door mr. D.R. Changoer, een voorlopige voorziening had aangevraagd tegen de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). Verzoeker had eerder, op 14 juli 2021, een vergelijkbaar verzoek ingediend bij de rechtbank Rotterdam, dat was toegewezen, maar het CBR had het rijbewijs niet teruggegeven. Na ontvangst van het rijbewijs op 13 augustus 2021 trok verzoeker zijn verzoek om voorlopige voorziening in, maar vroeg wel om veroordeling van het CBR in de proceskosten.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het CBR aan verzoeker tegemoet is gekomen door het rijbewijs te retourneren. Op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de voorzieningenrechter het CBR veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, die zijn vastgesteld op € 748. Dit bedrag is berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij rekening is gehouden met de waarde per punt en de wegingsfactor.
De uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, in aanwezigheid van griffier mr. A.J.J. Sterks, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.