ECLI:NL:RBZWB:2021:4293

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 augustus 2021
Publicatiedatum
25 augustus 2021
Zaaknummer
AWB- 21_3329 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot veroordeling in proceskosten na intrekking verzoek voorlopige voorziening inzake ongeldigverklaring rijbewijs

Op 25 augustus 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, vertegenwoordigd door mr. D.R. Changoer, een voorlopige voorziening had aangevraagd tegen de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). Verzoeker had eerder, op 14 juli 2021, een vergelijkbaar verzoek ingediend bij de rechtbank Rotterdam, dat was toegewezen, maar het CBR had het rijbewijs niet teruggegeven. Na ontvangst van het rijbewijs op 13 augustus 2021 trok verzoeker zijn verzoek om voorlopige voorziening in, maar vroeg wel om veroordeling van het CBR in de proceskosten.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het CBR aan verzoeker tegemoet is gekomen door het rijbewijs te retourneren. Op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de voorzieningenrechter het CBR veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, die zijn vastgesteld op € 748. Dit bedrag is berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij rekening is gehouden met de waarde per punt en de wegingsfactor.

De uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, in aanwezigheid van griffier mr. A.J.J. Sterks, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/3329 VV
uitspraak van 25 augustus 2021 van de voorzieningenrechter op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoeker], te [woonplaats verzoeker], verzoeker,

gemachtigde: mr. D.R. Changoer,
en
De algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR),verweerder.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter heeft, met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.
2. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb in samenhang bezien met artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb, kan de voorzieningenrechter, indien het verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
3. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 14 juni 2021 (bestreden besluit) van het CBR inzake de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
4. Bij uitspraak van 14 juli 2021 [1] heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam, zittingsplaats Dordrecht, het verzoek toegewezen. Daarbij is het bestreden besluit geschorst tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Verzoeker heeft zijn rijbewijs echter niet terug gekregen van het CBR. Daarom heeft hij opnieuw een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend, waarbij de voorzieningenrechter verzocht wordt te bepalen dat het CBR de uitspraak van 14 juli 2021 dient na te komen.
5. Voordat een zitting heeft plaatsgevonden, heeft het CBR het rijbewijs alsnog per aangetekende brief van 11 augustus 2021 aan verzoeker geretourneerd. Hij heeft deze op 13 augustus 2021 ontvangen. Vervolgens heeft verzoeker het verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken, met het verzoek het CBR te veroordelen in de proceskosten. Het CBR heeft gesteld bereid te zijn het griffierecht en de proceskosten (1 punt) te vergoeden.
6. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het CBR aan verzoeker tegemoetgekomen. Hierin ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het CBR te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 748 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 748 en wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter veroordeelt het CBR in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 748.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier, op 25 augustus 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zaaknummer ROT 21/3479