ECLI:NL:RBZWB:2021:4366
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit Hulp aan Huis op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 augustus 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Tilburg. Eiser, vertegenwoordigd door mr. A. van Tol-Macharoblishvili, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 19 november 2020, waarin zijn verzoek om meer Hulp aan Huis werd afgewezen. Eiser ontving eerder 180 minuten hulp per week, maar het college had dit verlaagd naar 160 minuten per week op basis van een nieuw beleid dat per 1 januari 2020 was ingevoerd. Eiser stelde dat hij meer hulp nodig had vanwege zijn gezondheidsproblemen, waaronder COPD, en dat het onderzoek naar zijn situatie onvoldoende was geweest.
De rechtbank overwoog dat het college op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) de verantwoordelijkheid heeft om maatwerkvoorzieningen te verstrekken. De rechtbank oordeelde dat het college voldoende rekening had gehouden met de medische situatie van eiser en dat het beleid van het college niet automatisch leidde tot een verhoging van het aantal toegekende uren. De rechtbank concludeerde dat de 160 minuten per week voldoende was om de woning van eiser schoon en leefbaar te houden, en dat er geen reden was om het besluit van het college te herzien. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.