ECLI:NL:RBZWB:2021:4394

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 augustus 2021
Publicatiedatum
31 augustus 2021
Zaaknummer
AWB- 20_809
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid in het kader van de WIA

Op 31 augustus 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiseres en het UWV. Eiseres, een 56-jarige vrouw, had beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV waarin werd vastgesteld dat zij vanaf 2 april 2018 meer arbeidsongeschikt was, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt. Het UWV had eerder, op 22 juli 2019, bepaald dat eiseres 80 tot 100% arbeidsongeschikt was, maar niet duurzaam. Eiseres voerde aan dat zij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was en onderbouwde dit met een rapport van haar psychiater. Tijdens de zitting op 8 oktober 2020 werd het UWV gevraagd om een nadere onderbouwing van hun standpunt. Het UWV stelde dat verbetering van de belastbaarheid mogelijk was, maar de rechtbank oordeelde dat het UWV onvoldoende had onderbouwd waarom de beperkingen van eiseres niet duurzaam waren. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand, wat betekent dat de conclusie van het UWV dat eiseres volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikt was, bleef staan. De rechtbank oordeelde dat het UWV het griffierecht en de proceskosten van eiseres moest vergoeden, die in totaal € 3.036,- bedroegen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/809 WIA

uitspraak van 31 augustus 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: [naam gemachtigde] ,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 22 juli 2019 (primair besluit) heeft het UWV bepaald dat eiseres vanaf 2 april 2018 meer arbeidsongeschikt is dan voorheen, namelijk 80 tot 100%, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is.
In het besluit van 17 december 2020 (bestreden besluit) heeft het UWV de bezwaren van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 8 oktober 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het UWV werd vertegenwoordigd door mr. M.B.A. van Grinsven. Het onderzoek van de rechtbank is ter zitting geschorst, om het UWV in de gelegenheid te stellen een nadere onderbouwing in te dienen van zijn standpunt dat eiseres op 2 april 2018 niet duurzaam arbeidsongeschikt was.
Het UWV heeft bij brief van 24 november 2020 gereageerd, onder verwijzing naar een aanvullend rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van 8 november 2020. Eiseres heeft hierop gereageerd middels een brief van 8 december 2020. Het UWV heeft vervolgens hierop gereageerd bij brief van 17 december 2020, onder verwijzing naar een aanvullend rapport van de verzekeringsarts b&b van 17 december 2020 en een brief van 5 januari 2021.
Partijen hebben toestemming gegeven om de zaak zonder nadere zitting af te doen. De rechtbank heeft het onderzoek vervolgens gesloten.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden

1.
Eiseres is een 56-jarige vrouw die voor het laatst werkzaam is geweest als verpleegkundige B bij [naam bedrijf] voor 32 uur per week. Zij is op 31 maart 2011 uitgevallen wegens psychische en lichamelijke klachten. Het UWV heeft bij besluit van 13 maart 2014 geweigerd om aan haar een WIA-uitkering toe te kennen met ingang van 27 maart 2014. Bij besluit van 12 juni 2014 heeft het UWV het door eiseres hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft zich op 11 augustus 2015 opnieuw ziek gemeld. Bij besluit van 25 september 2017 heeft het UWV aan haar een WIA-uitkering toegekend per 29 augustus 2017 op basis van een mate van arbeidsongeschiktheid van 61,52%. Bij besluit van 15 februari 2018 heeft het UWV het bezwaar van eiseres tegen dit besluit gegrond verklaard, waarbij haar mate van arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld op 67,92%.
Op 19 maart 2019 heeft eiseres het UWV verzocht om een herbeoordeling. In het primaire besluit heeft het UWV bepaald dat eiseres vanaf 2 april 2018 meer arbeidsongeschikt is dan voorheen, namelijk voor 80 tot 100%, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is. In het bestreden besluit heeft het UWV de bezwaren van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Standpunt eiseres
2. Eiseres stelt, samengevat, dat zij volledig én duurzaam arbeidsongeschikt is. Zij heeft dit standpunt onderbouwd met een rapport van psychiater [naam psychiater 1] van 11 maart 2019. Volgens eiseres miskent het UWV dat zij door haar ziektebeeld niet in behandeling is. Zij stelt verder dat het standpunt van het UWV dat haar beperkingen niet duurzaam zijn niet op realistische aannames is gebaseerd, en dat de motivering van het UWV niet voldoet aan het te hanteren beoordelingskader. Eiseres verzoekt de rechtbank om het inschakelen van een onafhankelijke deskundige.
Wettelijk kader
3. In artikel 4, eerste lid, van de WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Ingevolge het tweede lid wordt onder 'duurzaam' als bedoeld in het eerste lid verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie. Ingevolge het derde lid wordt onder 'duurzaam' mede verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
Het medische onderzoek door het UWV
4.1.
Het medische onderzoek van het UWV is verricht door een verzekeringsarts en een verzekeringsarts b&b.
4.2.
Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts 1] heeft eiseres gezien op het spreekuur van 13 juni 2019, waarbij psychisch en lichamelijk onderzoek werd verricht. De verzekeringsarts rapporteert dat uit het verhaal van eiseres blijkt dat ze niet ADL-afhankelijk is, dat ze in fors mindere mate huishoudelijke taken kan verrichten en dat ze nauwelijks sociale contacten heeft. Zij heeft wel benutbare mogelijkheden, maar er zijn wel toegenomen beperkingen in het persoonlijk en sociaal functioneren met een duidelijk knikpunt in april 2018. Eiseres heeft begeleiding nodig op niveau 2. Zij heeft moeite om eigen gevoelens op adequate wijze te uiten. Verder zijn de beperkingen zoals beschreven in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 31 augustus 2017 volgens de verzekeringsarts nog steeds actueel. Uit de stukken, de medische expertise van maart 2019 en het verhaal van eiseres blijkt dat ze geen adequate behandeling heeft. Op dit moment is er geen ingangspoort voor behandeling. Anderzijds is eiseres niet uitbehandeld. Om deze reden is nog verbetering te verwachten in de belastbaarheid in het persoonlijk en sociaal functioneren, alsmede in de duurbelasting. De verzekeringsarts heeft de belastbaarheid van eiseres per 2 april 2018 opgenomen in een FML van 26 juni 2019.
4.3.
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts 2] heeft de gemachtigde van eiseres gezien op de hoorzitting van 27 november 2019. Hij rapporteert dat eiseres zich al zeer langdurig heeft onttrokken aan adequate reguliere behandeling, zowel voor de huidaandoening als voor haar serieuze psychiatrische problematiek. Op grond van sociale zekerheidswetging mag van haar worden verwacht dat zij de voorgestelde reguliere behandeling voor zowel de huid als de psyche volgt. Wat betreft duurzaamheid overweegt de verzekeringsarts b&b dat bij eiseres geen sprake is van een progressief of stabiel ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden. Omdat verbetering van de belastbaarheid niet is uitgesloten moet worden nagegaan of in het eerstkomende jaar verbetering kan worden verwacht. Volgens de verzekeringsarts b&b is er een redelijke tot goede verwachting dat verbetering van de belastbaarheid kan optreden bij adequate behandeling en het loyaal opvolgen van de voorgestelde therapieën, ook gezien de voorliggende dermatologische en psychiatrische gegevens. Het advies van de verzekeringsarts b&b is dat bijvoorbeeld een sociaal verpleegkundige van SMZ eiseres oproept en haar expliciet spreekt over de verplichting tot het ondergaan van een passende en effectieve reguliere behandeling en haar wijst op het bepaalde in de sociale zekerheidswetgeving. De verzekeringsarts b&b concludeert op basis van het voorgaande dat geen sprake is van duurzame arbeidsongeschiktheid. Zowel de dermatologische als de psychische problematiek kunnen regulier worden behandeld en een aanzienlijk verbeterd functioneringsniveau opleveren, zeker tot een niveau dat compatibel is met passende arbeid.
Het arbeidsdeskundige onderzoek door het UWV
5. Het arbeidsdeskundige onderzoek van het UWV is verricht door arbeidsdeskundige [naam arbeidsdeskundige] . Hij stelt in zijn rapport van 18 juli 2019 dat hij het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) niet heeft geraadpleegd omdat de verzekeringsarts een voorwaarde stelt in de begeleiding van eiseres. Zij is aangewezen op werk dat onder rechtstreeks toezicht (veelvuldig feedback) en/of onder intensieve begeleiding wordt uitgevoerd. Deze begeleiding is niet aanwezig in algemeen geaccepteerde arbeid. Omdat de arbeidsdeskundige geen verdiencapaciteit kan vaststellen, is het arbeidsongeschiktheids-percentage van eiseres vastgesteld op 100%.
Beoordelingskader duurzaamheid van arbeidsbeperkingen
6.
Het UWV heeft een interne richtlijn ontwikkeld, getiteld: 'Beoordeling van de duurzaamheid van Arbeidsbeperkingen. Beoordelingskader voor verzekeringsartsen' (het beoordelingskader). Hierin worden arbeidsbeperkingen duurzaam genoemd:
a. als verbetering van de belastbaarheid is uitgesloten of
b. als verbetering van de belastbaarheid niet of nauwelijks is te verwachten.
Op grond van het beoordelingskader moet de verzekeringsarts zich uitspreken over de prognose van de arbeidsbeperkingen, uitgaande van de medische situatie zoals die is op het moment van de beoordeling. De verzekeringsarts doorloopt daarbij de volgende stappen:
Stap 1: De verzekeringsarts beoordeelt of verbetering van de belastbaarheid is uitgesloten. Dat is het geval als sprake is van:
a. een progressief ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden of
b. een stabiel ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden.
Stap 2: Als verbetering van de belastbaarheid niet is uitgesloten, beoordeelt de verzekeringsarts in hoeverre die verbetering in het eerstkomende jaar kan worden verwacht. De verzekeringsarts gaat na of één van de volgende twee mogelijkheden aan de orde is:
a. er is een redelijke of goede verwachting dat verbetering van de belastbaarheid zal optreden;
b. verbetering van de belastbaarheid is niet of nauwelijks te verwachten.
Als voor de keuze tussen 2.a en 2.b doorslaggevende argumenten ontbreken gaat de verzekeringsarts uit van een redelijke of goede verwachting dat verbetering van de belastbaarheid zal optreden.
Stap 3: Als in het eerstkomende jaar niet of nauwelijks verbetering van de belastbaarheid kan worden verwacht (2.b is van toepassing) beoordeelt de verzekeringsarts of en, zo ja, in hoeverre die na het eerstkomende jaar nog kan worden verwacht. Ook nu zijn er twee mogelijkheden:
a. er is een redelijke of goede verwachting dat verbetering van de belastbaarheid zal optreden; dit is alleen het geval als van een behandeling vaststaat dat die eerst op langere termijn kan zijn gericht op verbetering van de belastbaarheid;
b. verbetering van de belastbaarheid is niet of nauwelijks te verwachten: alle overige gevallen.
7. Uit rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB, zie bijvoorbeeld de uitspraak van 21 februari 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:682) volgt dat het bij de vraag naar de duurzaamheid van arbeidsbeperkingen gaat om de toekomstige mogelijkheden tot arbeidsparticipatie en om een inschatting van de toekomstige ontwikkelingen van de arbeidsbeperkingen. De inschatting van de verzekeringsarts van de kans op herstel in het eerste jaar en daarna dient te berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij de betreffende individuele verzekerde aan de orde zijn. In het geval de inschatting van de kans op herstel berust op een (ingezette) medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor de individuele verzekerde. Bij een behandeling gericht op stabilisatie is, conform het beoordelingskader, verbetering van de belastbaarheid nauwelijks te verwachten.
Beoordeling door de rechtbank
8. Naar het oordeel van de rechtbank is het standpunt van het UWV over de duurzaamheid van de beperkingen van eiseres in het bestreden besluit onvoldoende onderbouwd. Zoals ook ter zitting besproken, heeft de verzekeringsarts b&b in zijn rapport van 29 november 2019 niet concreet gemotiveerd dat en vooral waarom op de peildatum de verwachting bestond dat behandeling zou kunnen leiden tot een voor het kunnen verrichten van arbeid relevante verbetering van de belastbaarheid van eiseres. Dat door de verzekeringsarts b&b wordt aangenomen dat verbetering van de belastbaarheid mogelijk is, is een te algemene conclusie die niet is gebaseerd op een kenbare en op de medische situatie van eiseres toegespitste beoordeling, zoals de CRvB voorschrijft. Reeds hierom is het beroep gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit daarom vernietigen. In het navolgende zal de rechtbank beoordelen of de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand kunnen blijven.
9.1
De verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts 2] heeft in een aanvullend rapport van 8 november 2020 een nadere onderbouwing gegeven van het standpunt van het UWV. Hij stelt voorop dat iemands persoonlijkheid bij de prognose van behandelbaarheid een hoofdrol speelt. Op dit punt merkt de verzekeringsarts b&b op dat psychiater Zwartjes en psycholoog [naam psycholoog] bij een onderzoek op 21 mei 2012 en psychiater [naam psychiater 2] in een psychiatrische expertise van 1 maart 2014 geen persoonlijkheidsstoornis hebben vastgesteld. Met betrekking tot het door eiseres overgelegde rapport van psychiater [naam psychiater 1] van 11 maart 2019 merkt de verzekeringsarts b&b op dat dit rapport niet sufficiënt is met het oog op de eisen van de NVMSR. De biografische gegevens zoals opgenomen door psychiater [naam psychiater 1] zijn uiterst summier. Er is verder ook geen gestructureerd onderzoek gedaan naar de persoonlijkheid en in het rapport wordt wisselend gesproken over trekken van een persoonlijkheidsstoornis en dan weer van een persoonlijkheidsstoornis met ontwijkende en afhankelijke trekken.
9.2
De verzekeringsarts b&b stelt verder dat hij de prognose voor behandelbaarheid bij eiseres redelijk tot goed inschat. [naam psychiater 1] schrijft in zijn rapport dat aandacht, concentratie en geheugen niet afwijkend zijn, waaruit de verzekeringsarts b&b afleidt dat zij in staat is goed naar een behandelaar te luisteren en zich te concentreren en focussen op de gespreksvoering. De verzekeringsarts b&b deelt de mening van [naam psychiater 1] dat bij eiseres sprake is van een ernstige depressie en dat adequate behandeling niet heeft plaatsgevonden. Volgens de verzekeringsarts b&b heeft eiseres echter ook een eigen rol en gezien haar normale intelligentie en de afwezigheid van een deviante persoonlijkheid is zij juist goed behandelbaar, waarbij het wel van belang is dat er een 'klik' is tussen de behandelaar en eiseres. Uit de omstandigheid dat eiseres juist met de psycholoog die verbonden was aan de huisartsenpraktijk een klik had en goede vorderingen maakte blijkt dat dit goed mogelijk is. Deze behandelaar is drempelloos en ook zonder eigen bijdrage. Ook is zelfs een ernstige chronische depressie niet per definitie een therapieresistente depressie, zeker niet als een depressie niet adequaat is behandeld. De verzekeringsarts b&b merkt tot slot op dat juist bij eiseres het nastreven van een arbeidsrol een groot psycho-hygiënisch belang dient. Afwezigheid uit het arbeidsproces en het niet hebben van een arbeidsbelasting heeft immers juist niet tot klachtenreductie geleid en passende arbeid geeft structuur, zingeving en persoonlijke groei. Volgens de verzekeringsarts b&b heeft juist het werk dat eiseres heeft gedaan altijd een beschermende werking tegen stemmingsstoornissen gehad door de structuur, regelmaat en zingeving.
9.3
Voor eiseres staat nog psychotherapie in de vorm van schematherapie open of eventueel cognitieve therapie, met eventueel medicamenteuze behandeling. Als dit niet zou lukken zijn er ook nog andere effectieve behandelingsmethoden voor eiseres, in de vorm van neurostimulatie-technieken zoals RTMS of elektroconvulsieve therapie. De richtlijn chronische depressie schrijft dit zelfs voor. Met adequate behandeling met diverse behandelregimes kan volgens de verzekeringsarts b&b zelfs binnen een half jaar tot een jaar een aanzienlijk klachtenreductie ontstaan, zodanig dat arbeid mogelijk wordt. Voorwaarde is dan wel loyaal en adequaat meewerken van eiseres aan een reguliere psychiatrische behandeling en eventueel ook meewerken aan een regulier medicamenteuze behandeling van haar gelaatsafwijkingen. Conform het bepaalde in de sociale zekerheidswetgeving kan dit ook van eiseres worden verwacht.
9.4
Volgens de verzekeringsarts b&b is in de FML zeker verbetering te verwachten op de punten 1.9.3, 1.9.6, 2,7, 2.12 en de punten in rubriek 6 (werktijden). Een urenbeperking kan mogelijk zelfs volledig komen te vervallen. De verzekeringsarts b&b concludeert daarom dat geen sprake is van duurzame beperkingen bij eiseres. Zowel de dermatologische als psychische problematiek kan volgens hem worden behandeld, wat een aanzienlijk verbeterd functioneringsniveau kan opleveren tot een niveau dat nog compatibel is met passende arbeid. Dit zelfs – afhankelijk van het behandelregime – binnen een half jaar tot een jaar.
10. Naar het oordeel van de rechtbank is het aanvullende rapport van de verzekeringsarts b&b inzichtelijk gemotiveerd en concludent. De daarin opgenomen overwegingen zijn op objectieve wijze en zorgvuldig opgesteld. Niet is gebleken dat dit rapport onjuiste feiten bevat wat betreft de medische situatie van eiseres of dat niet alle beschikbare informatie bij de beoordeling is betrokken. De rechtbank ziet ook anderszins geen aanleiding te twijfelen over de juistheid van de conclusie van de verzekeringsarts b&b dat geen sprake is van duurzame arbeidsongeschiktheid. Deze conclusie is gebaseerd op een kenbare en op de medische situatie van eiseres toegespitste beoordeling, zoals de CRvB voorschrijft. De verzekeringsarts b&b heeft ook concreet gemotiveerd dat en vooral waarom op de peildatum de verwachting bestond dat behandeling al binnen een jaar zou kunnen leiden tot een voor het kunnen verrichten van arbeid relevante verbetering van de belastbaarheid van eiseres. Gezien het voorgaande mocht het UWV zijn standpunt dat de beperkingen van eiseres niet duurzaam zijn baseren op de nadere motivering in beroep.
11. Eiseres voert in haar brief van 8 december 2020 aan dat de verzekeringsarts b&b zich ten onrechte niet afvraagt of de eerdere beoordelingen van de psychiaters [naam psychiater 2] en [naam psychiater 3] volledig en adequaat waren met betrekking tot de vraag of sprake is van een persoonlijkheidsstoornis. Zij stelt dat voor de aanname dat vanaf de adolescentie geen sprake is van een duurzaam patroon van stoornissen in relaties geen basis is te vinden in de rapportages. Het feit dat zij in het werk lange tijd goed heeft gefunctioneerd is geen argument voor het afwezig achten van een persoonlijkheidsstoornis. Volgens eiseres bood juist de werksituatie een uitstekende mogelijkheid om deze stoornis te compenseren. Zij stelt verder dat het standpunt van de verzekeringsarts b&b dat het nastreven van een arbeidsrol van groot psycho-hygiënisch belang is irreëel is, gelet op de gevolgen van eerdere werkhervatting en haar sterke neiging om contact met anderen te ontwijken. Volgens eiseres gaat de verzekeringsarts b&b bij de aangehaalde behandelopties ook ten onrechte voorbij aan de aanwezige drempels om überhaupt tot een behandeling te komen. Hij had moeten aansluiten bij de gedachte van [naam psychiater 1] dat het tijd zal vergen voordat aan gerichte behandeling kan worden begonnen die in eerste instantie gericht moet zijn op het doorbreken van de sociale isolatie, acceptatie, stabilisatie en basale sociale activiteiten.
12. Naar het oordeel van de rechtbank geeft de kritiek van eiseres op het aanvullende rapport van de verzekeringsarts b&b geen aanleiding om te twijfelen aan de daarin opgenomen overwegingen en conclusies. Zoals ook opgemerkt in een nader rapport van de verzekeringsarts b&b van 17 december 2020, is deze kritiek niet gefundeerd. Wat eiseres stelt is niet nader onderbouwd met objectieve (medische) gegevens en zij betwist ook niet dat zij een intelligente vrouw is met een normale persoonlijkheid. Evenmin is weersproken dat het rapport van [naam psychiater 1] niet voldoet aan de NVMSR richtlijnen, dat de biografische gegevens zoals opgenomen door [naam psychiater 1] summier zijn, dat hij geen gestructureerd onderzoek heeft gedaan naar de persoonlijkheid van eiseres en dat in zijn rapport wisselend wordt gesproken over trekken van een persoonlijkheidsstoornis en een persoonlijkheids-stoornis met ontwijkende en afhankelijke trekken. Eiseres heeft ook anderszins niet met (nieuwe) medische informatie geobjectiveerd dat sprake is van een persoonlijkheidsstoornis die een adequate en succesvolle behandeling van haar klachten in de weg zou staan. Wat zij aanvoert over de gevolgen van haar eerdere werkhervatting en neiging om contact met anderen te ontwijken slaagt evenmin, reeds nu deze omstandigheden zich hebben voorgedaan toen nog geen sprake was van een adequate behandeling. Voor het inschakelen van een onafhankelijke (psychiatrische) deskundige, zoals bepleit door eiseres, ziet de rechtbank daarom geen aanleiding.
Conclusie
13. Het vorenstaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat het beroep gegrond is, maar dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand kunnen worden gelaten op basis van de aanvullende motivering van het standpunt van het UWV in de beroepsfase. Dit betekent dat de uitkomst van het bestreden besluit, namelijk dat u volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikt bent, hetzelfde blijft.
Griffierecht en proceskosten
14.1
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat het UWV aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
14.2
De rechtbank veroordeelt het UWV in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.136,- (1 punt voor het indienen van een bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting van de verzekeringsarts b&b, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 534,- en wegingsfactor 1). Daarnaast komen de door eiseres gemaakte kosten ten bedrage van € 900,- voor het inschakelen van psychiater [naam psychiater 1] voor vergoeding in aanmerking. De totale proceskosten bedragen hiermee € 3.036,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 3.036,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Karsten-Badal, rechter, in aanwezigheid van mr. M.I.P. Buteijn, griffier, op 31 augustus 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De rechter is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij Centrale Raad van Beroep.