Uit de hiervoor genoemde artikelen blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat de leges die eiser moest betalen voor het verlengen van de geldigheidsduur van zijn wapenverlof voortvloeien uit de wet- en regelgeving. Het gaat om een aanvraag tot verlenging van een vergunning en de rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat dit niet onder artikel 41 van de Wwm zou vallen. De korpschef heeft de genoemde wet- en regelgeving ook op juiste wijze toegepast.
De stelling van eiser dat de berekening van de hoogte van de leges niet goed is vastgelegd, volgt de rechtbank evenmin. Volgens eiser vertoont het bij het bestreden besluit gevoegde rapport ‘leges korpschef taken 2017’, waarnaar de minister verwijst, gebreken en hiaten, maar dit heeft eiser niet nader onderbouwd. De rechtbank is van oordeel dat de minister van dit rapport mocht uitgaan. In het bestreden besluit heeft de minister uitgebreid toegelicht waar de kosten op zijn gebaseerd en hoe de berekening is gemaakt. De rechtbank ziet niet in dat de leges te hoog of onevenredig zijn vastgesteld.
De minister heeft toegelicht dat de Rwm tot stand is gekomen op basis van politieke keuzes en heeft daarbij de achtergrond en aanleiding van de Rwm toegelicht. Wat eiser naar voren heeft gebracht is onvoldoende om te concluderen dat de Rwm niet rechtsgeldig zou zijn of anderszins buiten toepassing zou moeten blijven.
De minister is verder in het bestreden besluit uitgebreid ingegaan op de argumenten die eiser naar voren heeft gebracht in zijn administratief beroep en heeft deze ook betrokken bij het besluit. In beroep heeft eiser deze argumenten grotendeels herhaald en de rechtbank acht de reactie van de minister hierop zorgvuldig en voldoende.
De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat het hebben van een verlof in de wet is geformuleerd als een aanspraak. De minister heeft er terecht op gewezen dat vuurwapens in principe verboden zijn en dat het legale bezit ervan is onderworpen aan een vergunningplicht, waarbij steeds opnieuw beoordeeld wordt of iemand (nog) geschikt is. Uit de wet volgt dat een verlofhouder jaarlijks moet vragen om verlenging. De minister heeft in het besluit uitgebreid toegelicht wat de reden voor invoering van dit systeem is geweest, namelijk - kort gezegd - het borgen van de veiligheid in de samenleving, waarbij ook een actievere rol wordt toegedicht aan de verlofhouder. Eén van de elementen hierbij is dat jaarlijks wordt getoetst of de verlofhouder voldoet aan de voorwaarden van het verlof. Dit valt niet onder toezicht of handhaving zoals eiser stelt.
Ook wat eiser verder heeft aangevoerd, bijvoorbeeld dat de minister het beoefenen van schietsport feitelijk onmogelijk wil maken, volgt de rechtbank niet. Dat de wetgever in de loop der tijd de regelgeving heeft aangescherpt en dat dit voor eiser voelt als een beperking in de uitoefening van zijn sport mag zo zijn, maar de minister heeft uitgebreid gemotiveerd waarom dit is gedaan en de rechtbank kan die redenering ook volgen.
De beroepsgronden slagen niet.