ECLI:NL:RBZWB:2021:442

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 januari 2021
Publicatiedatum
4 februari 2021
Zaaknummer
AWB- 20_9793 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • T. Peters
  • M.J. Conradi
  • J. van den Berg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag tot aanwijzing van gebouwen als gemeentelijk monument

Op 25 januari 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster een voorlopige voorziening heeft gevraagd tegen de afwijzing van haar aanvraag om bepaalde gebouwen als gemeentelijk monument aan te wijzen. De aanvraag was afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom in een besluit van 19 november 2020. Verzoekster vorderde een voorlopige voorziening om te voorkomen dat de gebouwen gesloopt zouden worden. Tijdens de zitting op 25 januari 2021, waar verzoekster werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde en voorzitter, en het college door M.J. Conradi en mr. J. van den Berg, werd vastgesteld dat er geen spoedeisend belang was bij het treffen van de voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekster met haar verzoek niet langer kon voorkomen dat de gebouwen gesloopt werden, aangezien de sloop op 22 januari 2021 al was begonnen en op 23 januari 2021 nagenoeg geheel was voltooid. Hierdoor verviel het spoedeisend belang en werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak werd in het openbaar gedaan en er werd geen rechtsmiddel tegen deze uitspraak open gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/9793 VV
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 25 januari 2021 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoekers] , te [woonplaats verzoekers] , verzoekster,

gemachtigde: drs. J.P.A. Geerts,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom, verweerder.
Als derde partij hebben aan het geding deelgenomen:
[naam belanghebbende 1] ,te [woonplaats belanghebbende 1] ,
[naam belanghebbende 2] ,te [vestigingsplaats belanghebbende 2] ,
gemachtigde: mr. dr. ing. P. de Haan.

Procesverloop

Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 19 november 2020 van het college (bestreden besluit) inzake de afwijzing van de aanvraag van verzoekster om [locatie gebouwen] in [plaats gebouwen] als gemeentelijk monument aan te wijzen. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 25 januari 2021. Verzoekster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde en haar voorzitter [naam voorzitter] . Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door M.J Conradi en mr. J. van den Berg. Derde partij heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de voorzieningenrechter mondeling uitspraak gedaan.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoeker een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in de bodemzaak niet.
2. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoekster met het indienen van het verzoek om voorlopige voorziening heeft willen voorkomen dat de gebouwen op [locatie gebouwen] in [plaats gebouwen] worden gesloopt.
Uit de brief van de gemachtigde van derde partijen van vrijdag 22 januari 2021 is de voorzieningenrechter gebleken dat op die dag door derde partij [naam belanghebbende 1] een aanvang is gemaakt met de sloop van de opstallen aanwezig op het perceel bij [locatie gebouwen] te [plaats gebouwen] . De opstallen zijn op zaterdag 23 januari 2021 nagenoeg geheel gesloopt.
Dit betekent dat verzoekster met haar verzoek om voorlopige voorziening niet langer kan voorkomen dat de gebouwen gesloopt worden. Het spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening is hiermee komen te vervallen.
3. Nu er geen sprake is van een spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening, wordt het verzoek afgewezen.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van
mr. E.A. Vermunt, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2021.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

]Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.