In deze zaak heeft de heffingsambtenaar van de gemeente Geertruidenberg op 29 februari 2020 de waarde van de onroerende zaak, gelegen aan [adres 1], vastgesteld op € 243.000,- voor het kalenderjaar 2020. Tevens is in dezelfde beschikking de aanslag onroerende zaakbelasting (OZB) voor 2020 bekendgemaakt. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar de heffingsambtenaar heeft het bezwaar op 8 juni 2020 ongegrond verklaard. Hierop heeft de belanghebbende beroep ingesteld bij de rechtbank.
De zitting vond plaats op 12 augustus 2021 in Breda, waar de heffingsambtenaar vertegenwoordigd was. De belanghebbende was niet verschenen, ondanks dat hij tijdig was uitgenodigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen tijdens de zitting overeenstemming hebben bereikt over de waarde van de woning, die per waardepeildatum 1 januari 2019 op € 204.000,- moet worden vastgesteld. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de waarde en de aanslag OZB dienovereenkomstig verminderd.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de heffingsambtenaar het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 48,- moet vergoeden. Er is geen proceskostenveroordeling uitgesproken, omdat niet is aangetoond dat de belanghebbende kosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. De uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten en openbaar gemaakt op 2 september 2021.