ECLI:NL:RBZWB:2021:444
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T. Peters
- Rechtspraak.nl
Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep tegen afwijzing A1-verklaring door Sociale Verzekeringsbank
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen verzoeker en de Sociale Verzekeringsbank (Svb). Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen vier besluiten van de Svb, waarbij zijn aanvragen voor A1-verklaringen werden afgewezen en eerder afgegeven A1-verklaringen werden ingetrokken. De Svb verklaarde het bezwaar van verzoeker niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. Verzoeker en een B.V. hebben hiertegen beroep ingesteld, dat op 25 augustus 2020 werd behandeld. Tijdens de zitting gaf de Svb aan de A1-verklaringen opnieuw te willen bekijken, waarna het onderzoek werd geschorst.
Op 21 september 2020 heeft de Svb een besluit van 3 september 2020 ingediend, waarin werd aangegeven dat alsnog een A1-verklaring aan verzoeker zou worden afgegeven voor de periode van 16 oktober 2016 tot en met 31 december 2018. Verzoeker trok vervolgens zijn beroep in, maar verzocht de Svb in de proceskosten te veroordelen. De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten.
De rechtbank oordeelde dat de Svb aan verzoeker tegemoet was gekomen en heeft de Svb veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 1.068. Daarnaast overwoog de rechtbank dat de Svb op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 47 aan verzoeker dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig was. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter T. Peters, in aanwezigheid van griffier A.J.J. Sterks.