ECLI:NL:RBZWB:2021:4466

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 september 2021
Publicatiedatum
7 september 2021
Zaaknummer
02-299375-19
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling met een mes door partner

Op 7 september 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling. De verdachte heeft op 15 december 2019 in Kaatsheuvel haar partner met een mes gestoken, wat resulteerde in een snijverwonding aan zijn linkerhand. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet met opzet heeft geprobeerd haar partner te doden, maar dat zij wel opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 30 maanden geëist, maar de rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 184 dagen opgelegd, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar psychische toestand en het feit dat zij niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. De rechtbank heeft ook het in beslag genomen mes verbeurd verklaard, aangezien dit het voorwerp was waarmee de zware mishandeling is gepleegd. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de officier van justitie en de raadsman van de verdachte, die beiden hun standpunten hebben gepresenteerd tijdens de zitting.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/299375-19
vonnis van de meervoudige kamer van 7 september 2021
in de strafzaak tegen
[Verdachte]
geboren op [Geboortedag] 1972 te [Geboorteplaats- en Land]
ingeschreven op het adres [Adres]
raadsman: mr. L.C. de Lange, advocaat te Utrecht

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 24 augustus 2021. Verdachte is niet verschenen. De gemachtigd raadsman van verdachte is wel verschenen. De officier van justitie, mr. A.L. Gaillard, en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er -kort en feitelijk weergegeven- op neer dat verdachte heeft getracht haar partner te doden, ofwel zich schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling, ofwel heeft gepoogd die zware mishandeling uit te voeren, door hem met een mes te steken.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Er heeft bij verdachte boos opzet bestaan op het doden van het slachtoffer. Hiervoor is van belang dat de bedreiging met de dood en het insteken met het mes op het slachtoffer direct na elkaar heeft plaatsgevonden. Omdat er met een groot mes krachtig is gestoken in de richting van het bovenlichaam en het hoofd, waar zich vitale organen bevinden, is een aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer ontstaan. Verdachte heeft het slachtoffer bewust om het leven willen brengen. Indien de rechtbank het boos opzet niet aanwezig acht, stelt het Openbaar Ministerie zich op het standpunt dat het voorwaardelijk opzet van verdachte op de dood van het slachtoffer bewezenverklaard kan worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken, wegens een gebrek aan overtuigend bewijs. Zowel het opzet als de ten laste gelegde gedragingen zelf kunnen op grond van de bewijsmiddelen niet worden bewezenverklaard. De verdachte heeft ontkend; de aangever heeft wisselend verklaard en spreekt over een ongeluk; de geneeskundige verklaring is niet uitgebreid genoeg en de getuigenverklaringen zijn twijfelachtig. De raadsman heeft subsidiair aangevoerd dat op basis van het dossier de verweten handelingen niet gekwalificeerd kunnen worden als een poging tot doodslag of als een voltooide zware mishandeling. Mocht de rechtbank voorbijgaan aan het primair verweer dan wordt verzocht om tot een bewezenverklaring te komen van een poging tot zware mishandeling.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De feiten en omstandigheden
Aangever [Aangever] heeft verklaard dat het op 15 december 2019 tussen hem en verdachte tot een treffen is gekomen in hun woonvoorziening in Kaatsheuvel. Volgens aangever heeft verdachte hem met een mes benaderd en daarmee een stekende beweging gemaakt in zijn richting. Aangever heeft de steekbeweging van verdachte afgeweerd met zijn handen. De verklaring die aangever heeft afgelegd wordt bijna integraal bevestigd door de verklaring van getuige [Getuige] . Deze getuige ziet dat verdachte eenmaal een stekende beweging maakt naar aangever. Aangever heeft met zijn handen zich daartegen verweerd. In het dossier zit een geneeskundige verklaring waaruit blijkt dat aangever een snijverwonding heeft opgelopen aan zijn linkerhand, bij zijn wijs- en middelvinger.
Op basis van het vorenstaande acht de rechtbank de conclusie gerechtvaardigd dat het verdachte is die op 15 december 2019 in Kaatsheuvel met een mes heeft gestoken richting aangever, waardoor hij een snijverwonding heeft opgelopen.
Het primair ten laste gelegde feit
Dat bij verdachte sprake is geweest van vol opzet op het doden van aangever kan de rechtbank onvoldoende vaststellen. Verdachte heeft blijkens de aangifte en de verklaring van getuige [Getuige] weliswaar geroepen dat zij aangever dood ging maken, maar of zij dit riep omdat zij dat opzet op dat moment daadwerkelijk had dan wel enkel om haar boosheid te uiten is onvoldoende duidelijk.
Of er sprake is geweest van voorwaardelijk opzet hangt onder meer af van de aard van de gedragingen. Die is in deze zaak onvoldoende vast te stellen. Hoe en in welke richting verdachte precies met het mes heeft gestoken wordt uit het dossier niet helemaal duidelijk. Volgens aangever heeft verdachte het mes opgeheven en is er richting zijn borst en hoofd gestoken. Getuige [Getuige] zegt dat verdachte het mes onderhands heeft vastgehouden, haar hand omhoog haalde en alleen naar de borst van aangever heeft gestoken. Uiteindelijk blijkt dat aangever door de steekbeweging niet in zijn hoofd of borst is getroffen maar in zijn linkerhand. Er is verder niet duidelijk geworden met welke kracht of intensiteit de steekbeweging is uitgevoerd en wat de onderlinge afstand tussen verdachte en aangever betrof. Gelet op deze feiten en omstandigheden kan de rechtbank niet vaststellen of er bij verdachte sprake is geweest van opzet, in voorwaardelijke zin, gericht op de dood van het slachtoffer. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
Het verweer van de verdediging slaagt in zoverre.
Zwaar lichamelijk letsel
Bij de beantwoording van de vraag of zeker letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt, is de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en/of het uitzicht op (volledig) herstel van belang. Hetgeen onder zwaar lichamelijk letsel wordt begrepen is omschreven in artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht. Buiten de in dit artikel genoemde gevallen kan lichamelijk letsel volgens de jurisprudentie als zwaar worden beschouwd, indien dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid.
De rechtbank heeft uit de geneeskundige verklaring afgeleid dat er een snijverwonding is opgetreden aan de wijs- en middelvinger van de linkerhand van aangever. De aangever heeft verklaard dat hij aan zijn vingers en zijn handpalm een operatie heeft moeten ondergaan van vijf uur. Uit het dossier komt verder naar voren dat hij een traject van handfysiotherapie zal moeten doorlopen om zijn linkerhand te laten herstellen. Een verpleegkundige heeft verklaard dat, ondanks de handfysiotherapie, het onduidelijk is of aangever ooit zijn vingers en hand weer volledig kan gebruiken en hiermee kan functioneren. In zijn verklaring van 21 december 2019 spreekt aangever van twee of drie beschadigde zenuwen en een doorgesneden ader.
Bij deze stand van zaken is de rechtbank van oordeel dat dit letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt en komt daarmee tot een bewezenverklaring van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Opzet
De vraag die de rechtbank voorts dient te beantwoorden is of verdachte tijdens het steekincident opzettelijk op het slachtoffer heeft ingestoken. De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg -zoals in dit geval zwaar lichamelijk letsel- aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo'n kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop heeft toegenomen).
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich moet hebben gerealiseerd dat de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel aanwezig is, toen zij met het mes een stekende beweging naar het lichaam van aangever maakte. Bij een dergelijke handeling is de kans aanmerkelijk dat schade zal optreden aan een orgaan, een zenuw of een bloedbaan. Dit is in onderhavig geval ook voltrokken gelet op het letsel aan de linkerhand. Bovendien is het steken met een mes in de richting van het lichaam van aangever naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het gevolg, namelijk op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dat het behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte ook willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van dergelijke contra-indicaties is de rechtbank niet gebleken.
Het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel kan dan ook wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
Het verweer van de verdediging moet op dit punt worden verworpen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 15 december 2019 te Kaatsheuvel aan [Aangever] (zijnde haar partner) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een wond in de hand, heeft toegebracht door eenmaal met kracht met een mes in de hand van die [Aangever] te steken;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in haar verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.
De rechtbank heeft acht geslagen op het psychologisch onderzoek (Pro Justitia) van 5 maart 2020. De psycholoog heeft als diagnose bij verdachte gesteld dat er sprake is van een depressie in engere zin, zonder vitale kenmerken, een matige stoornis in alcoholgebruik en een persoonlijkheidsstoornis niet nader gespecificeerd met paranoïde en ontwijkende trekken. De deskundige heeft geadviseerd om verdachte, bij een bewezenverklaring, als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. De rechtbank neemt deze conclusie over, waardoor het feit niet volledig aan verdachte kan worden verweten. De rechtbank zal daar rekening mee houden bij het bepalen van de strafmaat.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en een proeftijd van twee jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht, bij een bewezenverklaring, om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die de duur van het voorarrest niet overstijgt en een deel van de straf in voorwaardelijke vorm op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De verdachte heeft op 15 december 2019 in Kaatsheuvel [Aangever] zwaar mishandeld door hem met een mes in zijn linkerhand te snijden. Het gevolg hiervan is dat de wijs- en middelvinger van het slachtoffer ernstig beschadigd zijn. Het is onduidelijk of zijn vingers en hand ooit weer volledig zullen herstellen. Verdachte heeft onder invloed van alcohol op volstrekt ontoelaatbare wijze geweld aangewend jegens haar partner. Zij heeft met haar handelen een inbreuk gemaakt op de gezondheid en lichamelijke integriteit van het slachtoffer, zonder dat hij zich daartegen heeft kunnen verdedigen. Het incident heeft plaatsgevonden op de locatie waar zij op dat moment gehuisvest waren. Dit hoort juist een plek te zijn waar men zich veilig en onbezorgd moet kunnen voelen. Verdachte is tijdens haar verhoor bij de politie blijven volharden in haar ontkenning en is niet ter terechtzitting verschenen. Zij heeft daarmee de verantwoordelijkheid voor haar gedragingen terzijde geschoven. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
De rechtbank houdt rekening met de straffen die plegen te worden opgelegd in vergelijkbare zaken en de rechterlijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Het uitgangspunt bij het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, met behulp van een wapen niet zijnde een vuurwapen, is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeven maanden. De rechtbank weegt mee dat uit het Uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte en het verhandelde ter zitting blijkt dat zij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Daarnaast heeft de rechtbank zich rekenschap gegeven van het feit dat verdachte voor onderhavig feit 184 dagen in voorarrest heeft verbleven.
Zoals onder punt 5 overwogen zal de rechtbank er, in straf verminderende zin, rekening mee houden dat het feit in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Tot slot heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsrapport van 28 februari 2020. De reclassering heeft aangegeven dat er zich problemen voordoen op het gebied van het alcoholgebruik en de agressieregulatie. Verdachte kan daardoor haar gevoelens, bij afwijkende omstandigheden, minder goed in toom houden. Behandeling is wel geïndiceerd maar niet uitvoerbaar. Verdachte is de Nederlandse taal niet machtig en is hier niet gehuisvest. Zij genereert geen inkomen, heeft evenmin een sociaal netwerk in Nederland en wil zo snel mogelijk terugkeren naar Polen. Het advies van de reclassering luidt om een onvoorwaardelijke straf op te leggen.
Gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde feit alsmede de persoonlijke omstandigheden van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 184 dagen, met aftrek van de tijd die zij in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden is.

7.Het beslag

Het standpunt van de procespartijenDe officier van justitie en de raadsman zijn van oordeel dat het in beslag genomen mes verbeurdverklaard moet worden.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp (het mes) vatbaar is voor verbeurdverklaring. Verdachte wordt veroordeeld voor een zware mishandeling en het mes betreft het voorwerp met behulp waarvan dit feit is begaan.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het primair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het subsidiair bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

zware mishandeling;

- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 184 (honderdvierentachtig) dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:

* een mes (kenmerk: G2133365);

Dit vonnis is gewezen door mr. A.L. Hoekstra, voorzitter, mr. D. van Kralingen en mr. R.J.H. Goossens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.A.C. Admiraal, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 7 september 2021.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.