In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van de plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de Penitentiaire Inrichting Vught, waarin het bezwaar van eiser tegen een eerder besluit deels gegrond en deels ongegrond werd verklaard. Eiser had verzocht om inzage in zijn persoonsgegevens op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). De rechtbank heeft op 29 juli 2021 de zaak behandeld, waarbij eiser aanwezig was en de plaatsvervangend vestigingsdirecteur vertegenwoordigd werd door meerdere personen.
De rechtbank overweegt dat het bestreden besluit bevoegd is genomen, omdat de plaatsvervangend vestigingsdirecteur de bevoegdheid heeft om besluiten te nemen namens de minister van Rechtsbescherming. Eiser voerde aan dat het besluit onbevoegd was genomen, maar de rechtbank oordeelt dat de plaatsvervangend vestigingsdirecteur de juiste bevoegdheden had. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit tijdig is genomen en dat er geen dwangsom verschuldigd is.
Eiser heeft ook verzocht om inzage in verslagen van gesprekken met de casemanager en teamoverleggen, maar de rechtbank oordeelt dat deze verslagen niet onder het inzagerecht vallen, omdat ze bedoeld zijn voor intern beraad. Eiser heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om zijn penitentiair dossier in te zien, wat ook een factor is in de beslissing van de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard voor wat betreft de hoogte van de dwangsom, die vastgesteld wordt op € 1.172,-. Het verzoek om immateriële schadevergoeding van eiser wordt afgewezen. De rechtbank veroordeelt de plaatsvervangend vestigingsdirecteur in de proceskosten van eiser en draagt hem op het griffierecht te vergoeden.