ECLI:NL:RBZWB:2021:4504

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 september 2021
Publicatiedatum
8 september 2021
Zaaknummer
C/02/388565 / KG ZA 21-382
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • N.C. Koch
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de stichting in haar vordering tot handhaving van de tijdelijke terrasvergunning

In deze zaak heeft de stichting, die zich inzet voor het organiseren van seizoensmarkten, een kort geding aangespannen tegen de gemeente Veere. De stichting vorderde dat de gemeente zou worden verplicht om de tijdelijke terrasvergunning voor horecaondernemers in Zoutelande te handhaven, zodat er voldoende ruimte zou zijn voor de seizoensmarkt. De gemeente had in april 2021 tijdelijke vergunningen verleend voor terrasuitbreidingen, wat leidde tot een tekort aan standplaatsruimte voor de stichting. De voorzieningenrechter heeft op 10 september 2021 geoordeeld dat de stichting niet-ontvankelijk is in haar vordering. De rechter oordeelde dat de civiele rechter niet bevoegd is om op de vordering van de stichting te beslissen, omdat er een bestuursrechtelijke rechtsgang openstaat die kan leiden tot een vergelijkbaar resultaat. De stichting had de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen de afwijzing van het handhavingsverzoek bij de bestuursrechter, en daarom was de civiele rechter niet bevoegd. De rechter heeft ook overwogen dat de wijziging van de eis door de stichting in strijd was met de goede procesorde, omdat de gemeente niet voldoende gelegenheid had gehad om hierop te reageren. De stichting werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Middelburg
zaaknummer / rolnummer: C/02/388565 / KG ZA 21-382
Vonnis in kort geding van 10 september 2021
in de zaak van
de stichting
[naam stichting],
gevestigd en kantoorhoudende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. J.M. de Jonge te Goes,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE VEERE,
zetelend te Domburg,
gedaagde,
gemachtigde: [naam gemachtigde].
Partijen zullen hierna [naam stichting] en de gemeente worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 16 augustus 2021 met producties
  • de mondelinge behandeling van 31 augustus 2021
  • de pleitnota van [naam stichting].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[naam stichting] heeft tot doel “het organiseren, beheren, uitvoeren en continueren van aantrekkelijke markten, die een brede doelgroep aanspreekt en vasthoudt.” [naam stichting] vertegenwoordigt circa 100 ondernemers die actief zijn op seizoens- en weekmarkten.
2.2.
In verband met de verwezenlijking van haar doel heeft [naam stichting] voor de jaren 2017 tot en met 2021 een overeenkomst gesloten met de gemeente met als titel “Ingebruikgevingsovereenkomst terreinen seizoensmarkten Veere” (hierna: de overeenkomst).
2.3.
Voor verschillende kernen in de gemeente is in artikel 2 lid 2 van de overeenkomst bepaald hoeveel strekkende meters vaste standplaats voor [naam stichting] beschikbaar is.
Artikel 2 lid 2 luidt, voor zover hier van belang:

Het aantal meters vaste standplaatsen bedraagt ten hoogste voor:(…)
b. de markt in Zoutelande 450 meter(…).
2.4.
De gemeente heeft, in verband met de geldende coronabeperkende maatregelen, in april 2021 aan horecaondernemers in de Langstraat in Zoutelande een tijdelijke vergunning verleend voor wijziging van het terras voor de periode 28 april 2021 tot en met 7 november 2021 of eerder indien de landelijke coronamaatregelen en de 1,5 meter niet meer gelden. Op grond van deze vergunning is het horecaondernemers toegestaan hun terras uit te breiden.
Deze zogenaamde “compensatieterrassen” bevinden zich op een deel van het terrein dat voorgaande jaren werd gebruikt door [naam stichting] voor de seizoensmarkt.
2.5.
Aan de tijdelijke vergunning zijn diverse voorschriften verbonden die zijn vermeld in de vergunning, waaronder:

(…)6. u mag geen onderdelen verankeren in de onderliggende grond van het terras;(…)
12. het terras kan op bepaalde dagen niet of met aangepaste afmetingen worden geplaatst en gebruikt; onder bepaalde dagen worden in ieder geval verstaan de dagen waarop herdenkingen, (seizoen- en week)markten en evenementen plaatsvinden;(…).
2.6.
Omdat als gevolg van de inrichting van de compensatieterrassen in Zoutelande minder ruimte aan de marktondernemers ter beschikking kon worden gesteld, heeft overleg plaatsgevonden tussen [naam stichting] en de gemeente.
2.7.
Bij brief van 8 juni 2021 heeft [naam stichting] aan de gemeente onder meer het volgende meegedeeld:
“(…)We hebben vanmorgen met jullie en met andere belanghebbenden de markt in ogenschouw genomen en gezamenlijk vastgesteld dat er, uitgaande van de huidige opzet, 70 meter standplaatsruimte, tekort is om een volledige markt te kunnen organiseren.
Vervolgens hebben we alternatieven besproken om aan deze ongewenste situatie een eind te maken. Afgesproken is dat zowel de gemeente als cliënte gaat bekijken op welke wijze de hiervoor geschetste problematiek kan worden opgelost.Met een delegatie van het bestuur van cliënte hebben wij een aantal plaatsen bekeken en opgemeten waarop nog standplaatsen gerealiseerd kunnen worden. Deze plaatsen hebben wij vanmiddag ook met u besproken. Als deze plaatsen worden bezet kan 50 meter worden gewonnen en wel aldus:(…).Op deze wijze kan dus 50 van de benodigde 70 meter standplaatsruimte worden gewonnen.We komen daarmee dus zeer dicht bij een oplossing, maar het is aan u om de thans nog ontbrekende 20 meter in te vullen.
Graag vernemen wij of u daarvoor een oplossing ziet en, zo ja, welke die oplossing is. We kunnen dat dan beoordelen en, indien nodig, daarover met u verder van gedachten wisselen.
(…)Namens mijn cliënte spreek ik (nogmaals) de hoop en verwachting uit dat wij er in gezamenlijk goed overleg uit kunnen kom en nu het probleem feitelijk is teruggebracht tot 20 meter standplaatsruimte moet dat zeker wel lukken.(…)”2.8. Bij brief van 11 juni 2021 heeft de gemeente als volgt gereageerd, voor zover hier van belang:
“ (…)
Bedankt voor uw reactie waarin u vraagt welke oplossingen er zijn voor het aantal meters die nog nodig zijn om de seizoensmarkt in Zoutelande te kunnen plaatsen. In deze brief geven we nadere uitleg.
ZoutelandeVoor de kern van Zoutelande geldt dat er deze week geen besluit door het college wordt genomen. Een voorstel over de te verlengen pilot van de markt met aangepaste inrichting, uitbreiding van het aantal meters tijdens de coronacrisis, komt dinsdag 15 juni 2021 in het college aan de orde. Wij verlengen de pilot daarom in ieder geval met 1 week. Dit komt omdat we nog geen overleg hebben gehad met de beheerder van de Catharinakerk.De persoon die daar over gaat heeft deze week nog vakantie. Volgende week nemen we opnieuw contact met de beheerder op met de vraag of het mogelijk is dat er dit jaar daar een aantal kramen geplaatst mogen worden. Voor de komende week geldt dat de kramen alleen geplaatst mogen worden volgens bijgevoegde foto-tekening.
Wij gaan ervan uit dat [naam stichting] de seizoensmarkt in Zoutelande inricht overeenkomstig de bijgevoegde foto/tekening. Het zou ons zeer betreuren dat de [naam stichting] in afwijking van de afspraken wederom kramen plaats op locaties die niet zijn aangegeven. (…)
Op de bij de brief gevoegde foto/tekening is in blauwe kaders de standplaatsruimte voor marktondernemers aangegeven. Daarbij is vermeld dat deze ruimte in totaal 368 meter bedraagt.
2.9.
Hierop heeft [naam stichting] bij brief van 15 juni 2021 het volgende meegedeeld, voor zover hier van belang:
“(…). In goed orde ontving ik de brief (…) d.d. 11 juni 2021. Ik heb deze brief met het bestuur van cliënte (…) besproken en kan u naar aanleiding daarvan berichten dat cliënte niet akkoord gatn met de inhoud van de brief en de voorgestelde maatregelen, daar deze niet in overeenstemming zijn met de gemaakte afspraken en al evenmin recht doen aan de belangen van cliënte en haar leden.(…)
Marktterrein
Zoals u weet organiseert cliënte op basis van het Instellingsbesluit seizoenmarkten gemeente Veere onder andere de wekelijkse seizoenmarkt in Zoutelande. Voor deze markt is op basis van artikel 2 lid 2b 450 meter beschikbaar.
Die ruimte is er op dit moment niet, omdat aan de horeca ter plaatse is toegestaan hun terrassen tijdelijk uit te breiden of een extra terras te plaatsen. Echter op basis van de ter zake aan de horeca ondernemers verleende vergunning dient het extra terras op bepaalde dagen niet of (slechts) met aangepaste afmetingen te worden geplaatst en gebruikt. Onder bepaalde dagen worden in ieder geval verstaan de dagen waarop seizoen- en weekmarkten plaatsvinden.
Gelet op het vorenstaande verzoek ik namens mijn cliënte om onmiddellijke handhaving van de terrasvergunning en derhalve om verwijdering van de extra terrassen op de dagen waarop de markt plaatsvindt en dat in ieder geval voor het lopende seizoen. Een bevestiging dat u zult handhaven zie ik graag uiterlijk vrijdag 18 juni tegemoet, zodat cliënte in ieder geval dinsdag 22 juni a.s. over voldoende meters kan beschikken om de markt te organiseren.(…)”.
2.10.
Vervolgens heeft de gemeente bij brief van 16 juni 2021 aan [naam stichting] meegedeeld, voor zover hier van belang:

(…)U stelt in uw brief dat (…) (Hierna: [naam stichting])het niet eens is met het gestelde in onze brief van 11 juni 2021 (…). De [naam stichting] is van mening dat de inhoud ervan en de voorgestelde maatregelen, niet in overeenstemming zijn met de gemaakte afspraken en al evenmin recht doen aan haar belangen en die van haar leden. U verzuimt echter een nadere toelichting te geven over de door de [naam stichting] veronderstelde afwijkingen van de afspraken. Wij kunnen daarom niet reageren op de reactie van de [naam stichting]. Vooralsnog blijven wij van mening dat onze brief een juiste weergave bevat van de afspraken. Wij zien geen reden om de inhoud daarvan te wijzigen.
U verzoekt ons, namens de [naam stichting], de extra terrassen in Zoutelande te laten verwijderen op de dagen waarop de seizoensmarkt plaatsvindt. Wij zijn nog aan het bekijken in hoeverre het mogelijk of noodzakelijk is om de gevraagde meters voor de seizoensmarkt op een andere wijze aan de [naam stichting] beschikbaar te stellen. Wij zullen waarschijnlijk hier op 22 juni a.s. een beslissing over nemen. Dit betekent dat de seizoensmarkt in Zoutelande op 22 juni a.s. nog steeds dient plaats te vinden zoals weergegeven op de bij onze brief van 11 juni 2021 gevoegde foto/tekening.(…)”.
2.11.
Bij brief van 23 juni 2021 heeft [naam stichting] aan de gemeente meegedeeld, voor zover hier van belang:
“ (…)
Zoutelande
Namens cliënte stel ik vast dat door het college niet is voldaan aan het handhavingsverzoek van cliënte zoals dat is geformuleerd in mijn brief van 15 juni jl. Dit noodzaakt cliënte om in kort geding nakoming van het handhavingsverzoek te bewerkstelligen. Een verzoek tot dagbepaling wordt door cliënte ingediend bij de voorzieningenrechter van de afdeling bestuursrecht van de rechtbank Zeeland-West-Brabant te Middelburg.(…)
2.12.
Bij brief van 25 juni 2021 heeft de gemeente meegedeeld dat het handhavingsverzoek bij besluit van 22 juni 2021 is afgewezen, waarbij zij een motivering van dit besluit heeft gegeven.
2.13.
Op 30 juli 2021 heeft [naam stichting] bij de gemeente een pro-forma bezwaarschrift ingediend tegen het besluit tot afwijzing van het handhavingsverzoek.

3.Het geschil

3.1.
[naam stichting] vordert bij dagvaarding samengevat - de gemeente te gebieden om, tot het moment waarop op het door [naam stichting] op 30 juli 2021 ingediende bezwaarschrift onherroepelijk is beslist, de (tijdelijke) terrasvergunning ten opzichte van de horecaondernemers in Zoutelande op alle onderdelen te handhaven, en mitsdien de gemeente te veroordelen om binnen 24 uur na het wijzen van dit vonnis de tijdelijke terrassen op de dagen waarop de seizoensmarkt te Zoutelande plaatsvindt te (doen) verwijderen, met veroordeling van de gemeente in de proceskosten en nakosten, vermeerderd met rente.
3.2.
[naam stichting] legt in de dagvaarding aan haar vordering ten grondslag dat de weigering van de gemeente om de (tijdelijke) terrasvergunning te handhaven niet in stand kan blijven. [naam stichting] stelt dat de gemeente bij dit besluit blijk geeft van een ondeugdelijke belangenafweging en dat de beslissing om niet te handhaven niet naar behoren is gemotiveerd, althans de motivering in strijd is met de tekst van de door de gemeente zelf opgestelde (tijdelijke) terrasvergunning.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft [naam stichting] haar vordering nader toegelicht. Zij stelt thans dat haar vordering is gegrond op nakoming van de overeenkomst van 2017. [naam stichting] voert aan dat zij op grond van deze overeenkomst recht heeft op 450 strekkende meter standplaatsruimte voor de wekelijkse seizoensmarkt in Zoutelande. Door de afwezigheid van een aantal ondernemers in verband met de coronapandemie was dit jaar slechts 370 meter bezet. Als gevolg van de door de gemeente toegestane terrasuitbreiding voor de horeca is op dit moment slechts 300 meter beschikbaar voor de markt, zodat [naam stichting] 70 meter tekort komt. [naam stichting] stelt zich op het standpunt dat de gemeente de overeenkomst volledig dient na te komen door aan [naam stichting] op dagen waarop de seizoensmarkt in Zoutelande plaatsvindt 450 strekkende meter, althans in ieder geval de voor dit seizoen benodigde 370 strekkende meter, marktruimte beschikbaar te stellen en derden van deze ruimte te weren door de tijdelijke terrasvergunning ten opzichte van de horecaondernemers in Zoutelande te handhaven.
stelt spoedeisend belang te hebben bij haar vordering, aangezien iedere week een aantal van haar leden niet de hen toekomende plaats op de seizoensmarkt in Zoutelande kan innemen, hetgeen hen (veel) omzetderving en dus inkomstenverlies oplevert.
3.3.
De gemeente voert verweer. Zij concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van [naam stichting] in haar vordering, althans afwijzing daarvan, met veroordeling van de gemeente in de proceskosten, vermeerderd met rente.
De gemeente maakt bezwaar tegen de wijziging van eis. Ten aanzien van de vordering zoals deze in de dagvaarding is vermeld stelt zij zich primair op het standpunt dat [naam stichting] niet ontvankelijk is in haar vordering. De vordering komt neer op herroeping van het besluit van 25 juni 2021, aldus de gemeente. Voor het verkrijgen van een voorlopige voorziening moet [naam stichting] zich tot de bestuursrechter wenden. Dat geldt volgens de gemeente te meer nu [naam stichting] geen privaatrechtelijke grond aan haar vordering ten grondslag heeft gelegd.
Subsidiair voert de gemeente aan dat de vordering van [naam stichting] moet worden afgewezen wegens het ontbreken van spoedeisend belang. Meer subsidiair betwist de gemeente dat de belangen van [naam stichting], althans haar leden, zijn geschaad, zodat de vordering om die reden moet worden afgewezen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter zal eerst ingaan op de eiswijziging door [naam stichting]. De gemeente heeft bewaar gemaakt tegen deze eiswijziging.
Omtrent de vraag of deze eiswijziging kan worden toegelaten wordt het volgende overwogen. Uitgangspunt in ieder (kort) geding is dat de eisende partij tijdig vooraf aan de verwerende partij duidelijk moet maken wat hij vordert en op welke gronden hij dat doet. De verwerende partij moet een behoorlijke gelegenheid hebben om zich te beraden of deze verweer wil voeren en, zo ja, op welke gronden. In dat licht moet ook de bepaling in artikel 11.1. van het Procesreglement kort gedingen rechtbanken handel/familie worden bezien. Daarin is bepaald dat een partij die een eis wenst te veranderen de inhoud van deze verandering zo spoedig mogelijk, en bij voorkeur vóór de terechtzitting, schriftelijk aan de wederpartij en aan de voorzieningenrechter meedeelt.
4.2.
De eiswijziging door [naam stichting] heeft betrekking op een wijziging van de grondslag van de vordering. Van een wijziging van de vordering zelf is naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake, nu [naam stichting] het petitum in de dagvaarding niet heeft aangepast. Voor zover [naam stichting] heeft bedoeld om met hetgeen zij in haar pleitnota onder punt 14 heeft vermeld tevens het petitum te wijzigen, is niet aan de formele voorwaarden van een eiswijziging voldaan.
heeft de wijziging van de grondslag van de vordering neergelegd in haar pleitnota van 31 augustus 2021 en deze voor het eerst aan de orde gesteld in haar pleidooi ter zitting van 31 augustus 2021. Het betreft een nieuwe juridische grondslag, die niet voortvloeit uit hetgeen is vermeld in het lichaam van de dagvaarding en evenmin uit de brief van 23 juni 2021 van [naam stichting] aan de gemeente, waarin een juridische procedure wordt aangekondigd. De gemeente hoefde niet bedacht te zijn op een dergelijke wijziging van de grondslag ter zitting. Zij wordt geacht door deze wijzing onredelijk in haar verdediging te zijn geschaad.
De wijziging van de grondslag is in strijd met de goede procesorde en zal daarom buiten beschouwing worden gelaten. De verdere beoordeling in deze zaak geschiedt op basis van de in de dagvaarding ingestelde vordering en op basis van de in de dagvaarding gegeven grondslagen.
4.3. Het meest verstrekkende verweer van de gemeente komt erop neer dat de civiele voorzieningenrechter niet bevoegd is om op de vordering van [naam stichting] te beslissen. Dat beroep slaagt. Voldoende aannemelijk is dat voor [naam stichting] een voor haar met voldoende waarborgen omklede bestuursrechtelijke rechtsgang openstaat die kan leiden tot een resultaat dat vergelijkbaar is met wat zij in dit kort geding heeft gevorderd. De vordering van [naam stichting] strekt ertoe dat de gemeente wordt veroordeeld tot handhaving van de tijdelijke terrasvergunning. De gemeente heeft onweersproken gesteld dat, nu [naam stichting] bezwaar heeft gemaakt tegen de afwijzing van het handhavingsverzoek, zij op grond van artikel 8:81 Awb een voorlopige voorziening kan vragen bij de bestuursrechter. De civiele voorzieningenrechter is dan niet bevoegd om in kort geding te beslissen op een dergelijke vordering. [naam stichting] is daarom niet-ontvankelijk in haar vordering.
4.4.
Ten overvloede overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
Indien de vordering van [naam stichting] zou worden beoordeeld op basis van de gewijzigde grondslag nakoming van de overeenkomst, geldt het volgende.
Ter onderbouwing van deze grondslag heeft [naam stichting] zich ter zitting op het standpunt gesteld dat zij op grond van de overeenkomst recht heeft op 450 strekkende meter standplaatsruimte en dat deze ruimte ook ieder jaar - met uitzondering van 2021 - daadwerkelijk door haar werd ingenomen. De gemeente heeft dit gemotiveerd betwist. Volgens de gemeente zijn beide partijen steeds uitgegaan van een benodigd aantal van 370 meter; dat heeft volgens de gemeente nooit ter discussie gestaan.
De voorzieningenrechter overweegt dat de stelling van [naam stichting] die zij ter zitting heeft ingenomen niet overeenkomt met hetgeen zij daaromtrent in de dagvaarding heeft aangevoerd, namelijk dat zij in de praktijk altijd de beschikking heeft gehad over (minimaal) 370 meter en dat wekelijks voor ongeveer 10 ondernemers geen plaats is op de markt, omdat minder dan 370 meter ter beschikking wordt gesteld.
Aangezien [naam stichting] een wisselend standpunt inneemt met betrekking tot het door haar benodigd c.q. gewenste aantal strekkende meters en gelet op de gemotiveerde betwisting door de gemeente van het benodigd aantal van 450 meter, gaat de voorzieningenrechter vooralsnog uit van een benodigd aantal van 370 meter zoals door [naam stichting] in de dagvaarding is gesteld.
De gemeente heeft aangevoerd dat zij 368 meter standplaatsruimte voor de seizoensmarkt in Zoutelande beschikbaar heeft gesteld aan [naam stichting]. Het verschil met de benodigde 370 meter is volgens de gemeente dermate gering dat [naam stichting] moet worden geacht dit in de praktijk op te lossen. De gemeente verwijst ter onderbouwing van haar standpunt naar de correspondentie tussen partijen, in het bijzonder naar de foto/tekening bij haar brief van 11 juni 2021 en de vermelding van het aantal van 368 meter daarop. Volgens de gemeente is de inrichting op deze tekening conform het voorstel van [naam stichting] dat zij heeft gedaan in haar brief van 8 juni 2021, waarbij 50 meter extra standplaats is gecreëerd. [naam stichting] heeft de markt ook conform deze tekening ingericht, aldus de gemeente. [naam stichting] heeft dit verweer, mede gelet op de inhoud van de brieven van 8 juni 2021, 11 juni 2021 met bijgevoegde foto/tekening en 16 juni 2021, onvoldoende gemotiveerd weersproken. Zij heeft slechts
- zonder nadere onderbouwing - aangevoerd dat uit nameting is gebleken dat het aantal van 368 meter zoals vermeld op de foto/tekening bij de brief van 11 juni 2021 niet juist is, maar dat dit aantal ongeveer 350 meter bedraagt, en dat de gemeente niet akkoord is gegaan met het voorstel van [naam stichting].
De voorzieningenrechter gaat er daarom voorshands van uit dat de gemeente een aantal van 368 meter standplaatsruimte ter beschikking heeft gesteld voor de seizoensmarkt in Zoutelande.
Gelet op het voorgaande betreft het verschil tussen het door [naam stichting] benodigd aantal meters (370) en het aan haar ter beschikking gestelde aantal meters (368) slechts 2. Dat is naar het oordeel van de voorzieningenrechter een dermate gering verschil dat [naam stichting] wordt geacht onvoldoende belang te hebben bij haar vordering, voor zover deze is gegrond op nakoming van de overeenkomst.
4.5.
[naam stichting] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de gemeente worden begroot op:
- griffierecht € 667,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.683,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verklaart [naam stichting] niet-ontvankelijk in haar vordering,
5.2.
veroordeelt [naam stichting] in de proceskosten, aan de zijde van de gemeente tot op heden begroot op € 1.683,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de 15e dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.C. Koch en in het openbaar uitgesproken op 10 september 2021. [1]

Voetnoten

1.FM