In deze zaak heeft de kinderrechter op 2 augustus 2021 de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, geboren in 2007 en 2010, behandeld. De minderjarigen waren sinds 17 augustus 2020 onder toezicht gesteld van een gecertificeerde instelling (GI) vanwege spanningen tussen de ouders die hun ontwikkeling ernstig bedreigden. De kinderrechter had in een eerdere beschikking verwacht dat de GI binnen zes weken na de beschikking van 17 augustus 2020 een jeugdzorgwerker zou aanstellen, maar dit is niet gebeurd. Tot april 2021 was er slechts een beperkt hulpaanbod beschikbaar voor de minderjarigen. De kinderrechter betreurt deze gang van zaken en constateert dat de ouders, ondanks de gebrekkige hulpverlening, erin zijn geslaagd om een stabiele situatie voor de kinderen te creëren. De vader en moeder hebben verschillende standpunten over de verlenging van de ondertoezichtstelling. De vader is voor verlenging, terwijl de moeder dit niet steunt, omdat zij vindt dat de kinderen nu goed in hun vel zitten en er geen vaste jeugdzorgwerker betrokken is geweest. De kinderrechter oordeelt dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de oudercommunicatie te verbeteren en om ervoor te zorgen dat de minderjarigen onbelast contact kunnen hebben met beide ouders. De kinderrechter heeft het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling toegewezen en deze verlengd van 17 augustus 2021 tot 17 februari 2022, uitvoerbaar bij voorraad.