ECLI:NL:RBZWB:2021:4549

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 augustus 2021
Publicatiedatum
10 september 2021
Zaaknummer
C/02/386993 JE RK 21-1323 en C/02/387000 JE RK 21-1325
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Toekoen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling minderjarigen na gebrekkige hulpverlening

In deze zaak heeft de kinderrechter op 2 augustus 2021 de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, geboren in 2007 en 2010, behandeld. De minderjarigen waren sinds 17 augustus 2020 onder toezicht gesteld van een gecertificeerde instelling (GI) vanwege spanningen tussen de ouders die hun ontwikkeling ernstig bedreigden. De kinderrechter had in een eerdere beschikking verwacht dat de GI binnen zes weken na de beschikking van 17 augustus 2020 een jeugdzorgwerker zou aanstellen, maar dit is niet gebeurd. Tot april 2021 was er slechts een beperkt hulpaanbod beschikbaar voor de minderjarigen. De kinderrechter betreurt deze gang van zaken en constateert dat de ouders, ondanks de gebrekkige hulpverlening, erin zijn geslaagd om een stabiele situatie voor de kinderen te creëren. De vader en moeder hebben verschillende standpunten over de verlenging van de ondertoezichtstelling. De vader is voor verlenging, terwijl de moeder dit niet steunt, omdat zij vindt dat de kinderen nu goed in hun vel zitten en er geen vaste jeugdzorgwerker betrokken is geweest. De kinderrechter oordeelt dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de oudercommunicatie te verbeteren en om ervoor te zorgen dat de minderjarigen onbelast contact kunnen hebben met beide ouders. De kinderrechter heeft het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling toegewezen en deze verlengd van 17 augustus 2021 tot 17 februari 2022, uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

BESCHIKKING

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht Locatie Breda
Zaaknummers: C/02/386993/JE RK 21-1323 en C/02/38700/JE RK 21-1325 Datum uitspraak: 2 augustus 2021

Beschikking verlenging ondertoezichtstelling

in de zaken van

STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,

hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling (GI), locatie Tilburg,
betreffende

[minderjarige] ,

hierna te noemen [roepnaam minderjarige] ,
geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] ,

[minderjarige 2] ,

hierna te noemen [roepnaam minderjarige 2] ,
geboren op [geboortedatum2] 2010 te [geboorteplaats2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[roepnaam minderjarige] , voornoemd,

[moeder] , hierna te noemen de moeder,

wonende te [woonplaats] ,

[vader] , hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats2] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoek met bijlagen van de GI van 18 juni 2021, ingekomen bij de griffie op 21 juni 2021;
  • de brief met bijlagen van de moeder van 4 juli 2021;
  • de antwoordbrief van [roepnaam minderjarige] van 6 juli 2021;
  • het e-mailbericht van de moeder van 28 juli 2021.
Op 2 augustus 2021 heeft de kinderrechter de zaken met gesloten deuren mondeling behandeld.
Verschenen zijn:
  • de moeder (telefonisch),
  • de vader,
  • een vertegenwoordigster van de GI.

De feiten

Het ouderlijk gezag over de minderjarigen wordt uitgeoefend door de ouders. De minderjarigen wonen bij de moeder.
Bij beschikking van 17 augustus 2020 zijn de minderjarigen onder toezicht van de GI gesteld met ingang van 17 augustus 2020 tot 17 augustus 2021.

Het verzoek

De GI verzoekt verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarigen voor de duur van zes maanden.

De standpunten

Ter nadere toelichting op het verzoekschrift, voert de vertegenwoordigster van de GI bij de mondelinge behandeling het volgende aan. Tijdens de ondertoezichtstelling is sprake geweest van een beperkt hulpaanbod. Pas in april 2021 is een (vaste) jeugdzorgwerker bij de uitvoering betrokken. Er wordt sindsdien geprobeerd om hulpverlening in te zetten, maar de ouders geven aan het zelf te willen doen. Het is de ouders op eigen kracht gelukt om tot een rustige en stabiele situatie te komen voor de minderjarigen. De ouders zijn echter nog niet in staat om met elkaar op ouderniveau te communiceren en samen te werken waardoor de minderjarigen zich mogelijk niet vrij voelen om contact te hebben met beide ouders en in een loyaliteitsconflict zitten. De verwachting is niet dat de ouders dit op eigen kracht of samen met hulpverlening in het vrijwillig kader kunnen. Verder ontwikkelen de minderjarigen zich goed, ze zitten lekker in hun vel en het gaat met hen goed op school. De speltherapie van [roepnaam minderjarige 2] is positief afgerond en hij heeft leren omgaan met zijn emoties. Het zou voor hem goed zijn als de vader meer initiatief neemt, zodat zij meer contact met elkaar kunnen hebben. [roepnaam minderjarige] heeft aangegeven dat zij de situatie heeft geaccepteerd, maar dat zij op dit moment geen behoefte heeft aan contact met de vader. Een verlenging van de ondertoezichtstelling is noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de minderjarigen onbelast contact kunnen hebben met hun beide ouders. Ook moet er passende hulpverlening in worden gezet om de oudercommunicatie te verbeteren. Zes maanden is een passende verlengingstermijn omdat er wachtlijsten zijn voor de hulpverlening en er nog basisafspraken moeten worden gemaakt. De verwachting is dat als alles naar wens verloopt na de zes maanden geen verlenging van de maatregel nodig zal zijn.
De vader geeft bij de mondelinge behandeling aan dat het erg jammer is dat er tijdens de ondertoezichtstelling geen jeugdzorgwerker betrokken is geweest omdat hij had gehoopt dat
er stappen konden worden gezet. Hij wil aan de minderjarigen laten zien dat hij het zelf kan, maar begrijpt het wel als de ondertoezichtstelling wordt verlengd. De vader sluit zich aan bij het standpunt van de GI dat de minderjarigen inmiddels rust en stabiliteit hebben gevonden. De afgelopen maanden heeft hij het initiatief genomen om via Whatsapp contact te leggen met [roepnaam minderjarige] en zij is langzaam begonnen met het beantwoorden van zijn berichten. De vader heeft vrijwel dagelijks telefonisch contact met [roepnaam minderjarige 2] en ziet hem ook af en toe. Hij zou het fijn vinden als het contact met de minderjarigen de komende tijd verder wordt opgebouwd. De vader geeft de minderjarigen hierin de ruimte die zij nodig hebben.
De moeder geeft bij de mondelinge behandeling aan dat dat zij niet achter verlenging van de ondertoezichtstelling staat omdat er het afgelopen jaar geen vaste jeugdzorgwerker bij de zaak betrokken is geweest. De minderjarigen hebben rust gevonden en dat is erg belangrijk. Zij zitten nu goed in hun vel, hebben sociale contacten en het gaat met hen goed op school. [roepnaam minderjarige 2] voelt zich veel beter door de speltherapie en heeft geen last meer van woede aanvallen, slechte nachtrust of buikpijn. Hij heeft regelmatig telefonisch contact met de vader en geeft zelf aan wanneer hij de vader wil zien. Het is positief dat de vader nu zelf initiatief toont in het contact. De minderjarigen hebben geen zin meer om hun verhaal bij verschillende instanties te doen. Een aandachtspunt is wel de oudercommunicatie. De tijd zal leren hoe het verder gaat, aldus de moeder.

De beoordeling

Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat de minderjarigen bij de voornoemde beschikking van 17 augustus 2020 onder toezicht van de GI zijn gesteld omdat er al geruime tijd spanningen waren tussen de ouders, wat zijn weerslag had op hun ontwikkelingen. De kinderrechter verwachtte toen, gezien de zorgen, van de GI dat zij ondanks de wachtlijstproblematiek binnen zes weken na die dag een jeugdzorgwerkerker ter uitvoering van de ondertoezichtstelling beschikbaar zou stellen. Nu is gebleken dat dat niet is gebeurd. Tot april 2021 is een beperkt hulpaanbod bij de minderjarigen betrokken geweest. Een aanwijzing van een jeugdzorgwerker heeft pas in april 2021 plaatsgevonden. De kinderrechter betreurt deze gang van zaken ten zeerste.
Door de GI is ouderschapsbemiddeling ingezet. Dit is geschied door tussenkomst van De Gezinsmanager. De inzet van De Gezinsmanager was echter niet toereikend waardoor het traject nauwelijks effect heeft gehad. De ouders stonden er niet voor open en vanuit de GI zijn de kader niet of onvoldoende uitgevoerd. Mede hierdoor zijn niet alle doelstellingen van de ondertoezichtstelling behaald. Overigens is het de ouders wel gelukt om op eigen kracht een rustige en stabiele situatie voor de minderjarigen te creëren. De kinderrechter vindt deze ontwikkeling positief en complimenteert de ouders dat zij in staat zijn gebleken om het belang van de minderjarigen voorop te stellen. De minderjarigen ontwikkelen zich goed, zij zitten lekker in hun vel en doen het goed op school. De speltherapie van [roepnaam minderjarige 2] is positief afgerond en hij heeft geleerd om met zijn emoties om te gaan. De minderjarigen hebben ieder op hun eigen manier contact met de vader, maar zijn hierin nog wel zoekende. [roepnaam minderjarige 2] heeft vrijwel dagelijks contact met de vader door middel van telefoongesprekken. Hij heeft met de vader afgesproken dat zij elkaar op zijn initiatief zien en dit is al een aantal keer gebeurd. [roepnaam minderjarige] heeft via Whatsapp contact met de vader, inhoudende dat de vader Whatsappberichten stuurt naar [roepnaam minderjarige] en dat zij daar vervolgens op reageert. De vader heeft aangegeven dat hij in het contact met de minderjarigen aansluit bij hun wensen en behoeften. Het is zeer positief dat het contact tussen de minderjarigen en de vader zich aan het herstellen is op een manier die voor hen prettig is. Hoewel de ontwikkelingen omtrent dat contact nog pril zijn, vertrouwt de kinderrechter erop dat er op termijn vanzelf meer contact komt tussen de minderjarigen en de vader. De kinderrechter gaat er dan ook vanuit dat de jeugdzorgwerker de minderjarigen de ruimte geeft die zij nodig hebben en geen contactregeling in het kader van de ondertoezichtstelling vaststelt.
De GI dient nog hulpverlening in te zetten om de ouders te begeleiden bij de verbetering van de oudercommunicatie en het maken van basisafspraken. De ouders moeten met elkaar als gezagdragende ouders samen kunnen werken, zodat de minderjarigen het gevoel hebben dat zij onbelast contact mogen hebben met beide ouders. Daarnaast is het nodig dat de vader met [roepnaam minderjarige] de ontstane ruzie uitpraat. Dit is ook noodzakelijk voor een onbelast contact in de toekomst tussen hen beiden; het is in ieder geval positief dat [roepnaam minderjarige] inmiddels reageert op de berichten van de vader. Bij dit alles is het wel van belang dat de maatregel op een voor de minderjarigen zo min mogelijk belastende wijze wordt uitgevoerd zodat zij de rust en stabiliteit die zij eindelijk hebben gevonden kunnen behouden. Naar het oordeel van de kinderrechter staat vast dat voor het realiseren van het voorgaande de betrokkenheid van de GI nodig is. Aan de wettelijke vereisten voor een verlenging van de ondertoezichtstelling is voldaan. Gelet op het hiervoor overwogene zal de kinderrechter het verzoek toewijzen.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van de minderjarigen met ingang van 17 augustus 2021 tot 17 februari 2022 en verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 2 augustus 2021 door mr. Toekoen, kinderrechter, in tegenwoordigheid Van Noort, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 23 augustus 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.