ECLI:NL:RBZWB:2021:462
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake intrekking bijstandsuitkering en terugvordering
Op 5 februari 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. De eiser had op 16 augustus 2020 bezwaar gemaakt tegen een besluit van 27 maart 2020, waarin zijn recht op bijstandsuitkering met ingang van 5 juni 2019 werd ingetrokken en de bijstandsuitkering over de periode van 5 juni 2019 tot en met 31 december 2019 werd teruggevorderd. Het college had het bezwaarschrift als beroepschrift aangemerkt en dit op 24 augustus 2020 naar de rechtbank gestuurd. De rechtbank ontving het beroepschrift op 25 augustus 2020.
De rechtbank overwoog dat de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn voor het indienen van een beroepschrift voorschrijft. De griffier had de eiser op 4 september 2020 gewezen op het feit dat het beroep niet binnen de termijn was ingesteld. De eiser voerde aan dat hij door persoonlijke omstandigheden, waaronder het opstarten van een eigen bedrijf, schulden, een taakstraf en detentie, niet in staat was om tijdig beroep in te stellen. De rechtbank concludeerde echter dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, omdat de eiser niet had aangetoond dat hij gedurende de gehele termijn niet in staat was om een beroepschrift in te dienen.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk, omdat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. De rechtbank benadrukte dat de eigen verantwoordelijkheid van de eiser voorop staat en dat hij niet met medische stukken had onderbouwd dat hij niet in staat was om tijdig te handelen. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.