Uitspraak
1.Het verloop van het geding en de huidige vorderingen
- in conventie: veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 1.097,04 en tot betaling van de voorschotbedragen vanaf april 2020, te vermeerderen met de proceskosten, nakosten en rente over de proceskosten en nakosten;
- in reconventie: een verklaring voor recht dat de overtreding door Ennatuurlijk van artikel 2 lid 4 Warmtewet onrechtmatig is.
2.De verdere beoordeling
“(…) Artikel 2, vierde lid, van de Warmtewet bepaalt dat een leverancier zich onthoudt van iedere vorm van ongerechtvaardigd onderscheid jegens zijn verbruikers. In het licht van de vaste jurisprudentie omtrent de toepassing van het gelijkheidsbeginsel past een rechter of een uitvoeringsinstantie het beginsel in twee stappen toe. In de eerste plaats moet worden beoordeeld of er sprake is van een onderscheid. Daartoe moet eerst worden bezien of er sprake is van gelijke gevallen. Als er sprake is van gelijke gevallen moet worden bezien of deze gevallen ongelijk behandeld worden (of er een onderscheid gemaakt wordt). Pas als is vastgesteld dat er sprake is van gelijke gevallen die ongelijk behandeld worden, is de vraag aan de orde of dit onderscheid gerechtvaardigd is. Bij de beoordeling van de aangedragen rechtvaardiging is daarbij van belang dat een onderscheid objectief gerechtvaardigd is.
- de warmte die wordt geleverd is afkomstig van verschillende soorten productie-installaties; aan de productie van warmte met behulp van een gasinstallatie hangt bijvoorbeeld een ander kostenplaatje dan aan de productie van warmte door middel van een WKO-installatie;
- woningen van verbruikers bevinden zich in dezelfde straat, maar de ene woning bevindt zich in een appartementencomplex en de andere is een eengezinswoning waardoor er andere kosten gepaard gaan met de levering van warmte, of
- woningen van verbruikers bevinden zich in twee verschillende wijken die op verschillende momenten aangelegd zijn en waarbij de netten duidelijk afgebakend zijn.