ECLI:NL:RBZWB:2021:4816

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 september 2021
Publicatiedatum
27 september 2021
Zaaknummer
C/02/384954 FA RK 21-2021
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Gessel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van een Malawische beslissing inzake voogdij en de toepassing van het commune IPR

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 september 2021 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de voogdij over een minderjarige, geboren in Malawi. De vrouw, die de verzoekster is, heeft verzocht om te worden erkend als wettelijk voogd van de minderjarige, na het overlijden van zijn ouders. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige sinds januari 2021 bij de vrouw in Nederland woont en dat zij de dagelijkse zorg voor hem op zich neemt. De rechtbank heeft de Raad voor de Kinderbescherming om advies gevraagd, die heeft geadviseerd de vrouw te benoemen tot voogdes. De rechtbank heeft vervolgens de Statutory Declaration van de grootmoeder van de minderjarige erkend, waarin zij instemt met de voogdij van de vrouw. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Nederlandse rechter bevoegd is op basis van de Europese regelgeving en dat de Malawische beslissing over de voogdij erkend kan worden in Nederland. De rechtbank heeft het primaire verzoek van de vrouw toegewezen en verklaard dat zij de wettelijk voogd is van de minderjarige. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/384954 / FA RK 21-2021
datum uitspraak: 7 september 2021
beschikking betreffende (verklaring voor recht) voogdij
in de zaak van
[vrouw]
hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. B.C. Pfeifle te Schiedam,
betreffende
de minderjarige
[minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboorteland] 2011.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- het op 8 april 2021 ontvangen verzoek met bijlagen;
- het op 20 juli 2021 ontvangen rapport van de Raad;
- de brief van de griffier van 18 augustus 2021;
- het op 20 augustus 2021 ontvangen F9-formulier van de advocaat van de vrouw.

2.De feiten

2.1
Uit de overgelegde stukken staat vast:
- [roepnaam minderjarige] is op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] , [geboorteland] , geboren.
- Zijn moeder is [moeder] en zijn vader is [vader] .
- Zijn moeder is op [overlijdensdatum] 2011 te [geboorteplaats] , [geboorteland] , overleden.
- Zijn vader is op [overlijdensdatum2] 2012 te [geboorteplaats] , [geboorteland] , overleden.
- Na het overlijden van de ouders van [roepnaam minderjarige] heeft zijn grootmoeder [grootmoeder] de voogdij over hem aanvaard.
- Bij de door de grootmoeder afgelegde “Statutory Declaration” van 23 januari 2020 heeft zij verklaard dat zij vanwege haar afnemende gezondheid niet langer in staat is om goed voor [roepnaam minderjarige] te zorgen en dat zij om die reden instemt dat haar dochter [vrouw] de voogdij van haar over [roepnaam minderjarige] overneemt. Daarnaast heeft zij verklaard dat de vrouw in Nederland woont en dat ook [roepnaam minderjarige] met haar in Nederland zal gaan wonen. Zij heeft hiervoor haar toestemming verleend.
- De Resident Magistrate Court heeft op 17 juni 2020 een Foster Order verleend waarbij is toegestaan dat de vrouw als tante van [roepnaam minderjarige] zijn pleegouder wordt.
- [roepnaam minderjarige] woont sinds 14 januari 2021 bij de vrouw in Nederland en hij bezit inmiddels een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd.
- [roepnaam minderjarige] heeft de Malawische nationaliteit en de vrouw heeft de Nederlandse nationaliteit.

3.Het verzoek

3.1
De vrouw verzoekt bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te bepalen:
Primair: te verklaren voor recht dat de vrouw de wettelijk voogd is van de minderjarige;
Subsidiair: de vrouw te benoemen tot voogd over de minderjarige.

4.De beoordeling

4.1
Omdat de gewone verblijfplaats van de minderjarige in Nederland is, is de Nederlandse rechter op grond van artikel 8 van de Verordening (EG) nr. 2201/2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid (hierna: Brussel II bis) en artikel 15 lid 1 van het Verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijk recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen (Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996, hierna: HKBV 1996) bevoegd en is op de verzoeken van de man het Nederlands recht van toepassing.
4.2
De vrouw stelt zich primair op het standpunt dat zij op grond van het Malawische recht op basis van de Statutory Declaration van 23 januari 2020 de wettelijke voogd is van [roepnaam minderjarige] . Indien de rechtbank niet over kan gaan tot een verklaring voor recht dan is er sprake van een gezagsvacuüm en verzoekt zij haar te belasten met de voogdij over de minderjarige.
4.3
De Raad heeft in voormeld rapport geadviseerd de vrouw te benoemen tot voogdes over [roepnaam minderjarige] . Zij heeft de dagelijkse zorg over hem en zij doet dit op een liefdevolle en verantwoorde wijze. De vrouw biedt [roepnaam minderjarige] een stabiele situatie waarbinnen hij zich emotioneel, sociaal en cognitief kan ontwikkelen. De vrouw heeft [roepnaam minderjarige] geïnformeerd over zijn ouders en hierdoor is er voor hem ruimte om – naar behoefte – vragen over zijn ouders te stellen en hij het overlijden van hen kan verwerken. Wanneer de voogdij geregeld is dan zal dat voor [roepnaam minderjarige] een bevestiging zijn dat hij echt in Nederland kan blijven en zijn leven hier verder kan opbouwen. Dit zal hem nog meer rust geven.
4.4
De rechtbank heeft de vrouw in de gelegenheid gesteld te reageren op het rapport van de Raad en gevraagd op welke wijze deze zaak dient te worden voortgezet dan wel te worden afgedaan. Namens de vrouw is bij voormeld F-formulier aangegeven dat zij instemt met het advies van de Raad om haar te belasten met de voogdij over [roepnaam minderjarige] . Zij verzoekt de zaak schriftelijk af te doen en een beschikking te wijzen.
4.5
De rechtbank overweegt als volgt
4.5.1
De rechtbank dient eerst de vraag te beantwoorden of de vrouw reeds belast is met de voogdij over [roepnaam minderjarige] en of de Statutory Declaration als zodanig kan worden erkend door de Nederlandse rechter.
4.5.2
De rechtbank overweegt daartoe dat [geboorteland] geen land is dat onder de werkingssfeer valt van Brussel II bis. [geboorteland] is niet aangesloten bij het HKBV 1961 of het HKBV 1996.
Wanneer de te erkennen beslissing afkomstig is uit een staat buiten de EU die geen partij is bij de hierboven genoemde verdragen, bepaalt het commune Nederlandse IPR of de beslissing voor erkenning vatbaar is en in Nederland ten uitvoer kan worden gelegd. De Nederlandse wet bevat echter geen regels betreffende de erkenning van beslissingen ter zake van ouderlijke verantwoordelijkheid.
In de rechtspraak heeft zich wel een ontwikkeling voorgedaan waardoor een kader is geschetst waaraan een beslissing moet voldoen, wil deze worden erkend in Nederland. Aan de volgende voorwaarden moet zijn voldaan:
de rechter die de beslissing heeft genomen moet een rechter of andere autoriteit zijn aan wie op een internationaal aanvaarde grond rechtsmacht toekwam;
in de buitenlandse procedure zijn de beginselen van behoorlijke rechtspleging in acht genomen;
de buitenlandse beslissing is niet in strijd met de openbare orde;
de buitenlandse beslissing mag niet onverenigbaar zijn met een tussen dezelfde partijen gegeven beslissing van de Nederlandse rechter, dan wel met een eerdere, in Nederland voor erkenning vatbare beslissing van een buitenlandse rechter in een geschil tussen dezelfde partijen dat hetzelfde onderwerp betreft en op dezelfde oorzaak berust (HR 26 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2838, NJ 2015/478 (Gazprombank).
Uit de overgelegde stukken en is de rechtbank in de onderhavige zaak niet gebleken van dergelijke omstandigheden die erkenning van de Malawische beslissing over de ouderlijke verantwoordelijkheid in de weg staan. De rechtbank is derhalve van oordeel dat deze beslissing in Nederland moet worden erkend en dan ook nog steeds van kracht is.
Dit betekent dat de rechtbank van oordeel is dat de Statutory Declaration van 23 januari 2020 moet worden erkend als een benoeming van de vrouw tot voogdes over [roepnaam minderjarige] en als zodanig moet worden erkend. Dit betekent dat het primaire verzoek van de vrouw zal worden toegewezen.

5.De beslissing

De rechtbank
verklaart voor recht dat wordt erkend de beslissing, zoals vervat in de Statutory Declaration van 23 januari 2020, afgelegd bij [commisioner] , Commissioner for Oaths in [vestigingsplaats] ( [geboorteland] ) dat dat [vrouw] (geboren te [geboorteplaats2] ( [geboorteland2] ) op 24 februari 1979) naar het recht van [geboorteland] de voogdes is geworden van [minderjarige] geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] );
verzoekt de griffier om een aantekening te maken van deze beslissing in het centraal gezagsregister;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van Gessel, en in het openbaar uitgesproken op
7 september 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.
SB
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.