Op 4 februari 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser en het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisaties Baanbrekers. De eiser, vertegenwoordigd door mr. M.M. de Jong, had beroep ingesteld tegen een besluit van 22 april 2020, waarin een bijstandsuitkering in de vorm van een geldlening werd geweigerd. De gemachtigde van eiser stelde dat het beroep tijdig was ingediend, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet het geval was. De griffier had de gemachtigde eerder gewezen op de termijnoverschrijding en de rechtbank concludeerde dat de termijn voor het indienen van het beroep was verstreken. De rechtbank overwoog dat de termijn van bezwaar en beroep van openbare orde is en dat er geen verschoonbare redenen waren voor de termijnoverschrijding. De rechtbank verklaarde het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, omdat het beroepschrift niet tijdig was ingediend volgens de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen kregen de mogelijkheid om verzet aan te tekenen binnen zes weken na verzending van de uitspraak.