Uitspraak
.
2.De feiten
3.De verzoeken
4.De beoordeling
van 1 april 2020 tot 19 augustus 2020:
€ 325,=
vanaf 19 augustus 2020:
€ 364,=
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 februari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek van de man om de door hem te betalen kinderbijdrage voor zijn minderjarige kinderen te wijzigen. De man verzocht om de bijdrage voor de minderjarige [minderjarige] op nihil te stellen en om een bijdrage van € 290,= per maand van de vrouw voor de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] vast te stellen, met ingang van 1 april 2020. De vrouw voerde verweer en vroeg de rechtbank om de man niet ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken. Tijdens de mondelinge behandeling op 9 december 2020 werd duidelijk dat de jongmeerderjarige [jongmeerderjarige 2] haar volmacht aan de man had ingetrokken, waardoor de man niet langer namens haar kon optreden. De rechtbank verklaarde de man niet-ontvankelijk in de verzoeken namens [jongmeerderjarige 2] en [jongmeerderjarige 1], omdat de verzoeken niet in overeenstemming waren met de verleende volmachten. De rechtbank oordeelde dat de man wel ontvankelijk was in zijn verzoek voor de minderjarige [minderjarige]. De rechtbank constateerde dat er wijzigingen in de omstandigheden waren opgetreden sinds de eerdere beschikking van 10 september 2014, waardoor een herbeoordeling van de behoefte van [minderjarige] en de draagkracht van beide ouders noodzakelijk was. Uiteindelijk werd de bijdrage van de man op nihil gesteld met ingang van 1 augustus 2019 en werd de bijdrage van de vrouw vastgesteld op € 290,= per maand, ingaande 1 april 2020.