In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Goirle. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de hem opgelegde aanslag rioolheffing voor het jaar 2019. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond, maar heeft later, na aanvullend onderzoek, de aanslag vernietigd en het door de belanghebbende betaalde griffierecht terug te betalen. Ondanks deze ontwikkeling weigerde de belanghebbende zijn beroep in te trekken, tenzij de heffingsambtenaar € 1.500 aan kosten vergoedde.
Tijdens de zitting op 2 september 2021 werd vastgesteld dat er geen geschil meer bestond over de onterecht opgelegde aanslag. De rechtbank oordeelde dat de aanslag rioolheffing moest worden vernietigd, waardoor het beroep van de belanghebbende gegrond werd verklaard. Er bleef echter een geschil bestaan over de vergoeding van proceskosten. De belanghebbende claimde een vergoeding voor verletkosten en advocaatkosten, maar de rechtbank oordeelde dat de belanghebbende geen recht had op vergoeding van advocaatkosten, aangezien hij zelf in de procedure had opgetreden zonder een gemachtigde.
De rechtbank heeft de heffingsambtenaar wel veroordeeld tot vergoeding van de verletkosten van de belanghebbende, vastgesteld op € 176, en het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 47. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.