Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
- het tussenvonnis van 7 oktober 2020 en de daarin genoemde processtukken;
- de bij brief van 8 januari 2021 door mr. D.R.D. van Lenningh toegezonden aanvullende producties;
- de bij brief van 14 januari 2021 door mr. M.A. Smals toegezonden aanvullende producties;
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 25 januari 2021 en de daaraan gehechte spreekaantekeningen van de zijde van Spie.
2.De feiten
- De heer Uçucu is bestuurder en enig aandeelhouder van Avra en de vennootschap naar Duits recht Avra GmbH. Beide vennootschappen verrichten werkzaamheden in de aannemingsbranche.
- Op 26 februari 2018 hebben Avra en Spie een projectovereenkomst (hierna: de overeenkomst) gesloten op basis waarvan Avra in onderaanneming werkzaamheden zou verrichten voor Spie.
- Op de overeenkomst tussen partijen zijn de algemene inkoopvoorwaarden van Spie (hierna: algemene voorwaarden) van toepassing verklaard.
- In artikel 15 van de algemene voorwaarden staat:
- Avra heeft voor de verrichte werkzaamheden facturen aan Spie gezonden in de periode van 17 september 2019 tot en met 29 november 2019 waarvan Avra een totaalbedrag van € 404.809,25 onbetaald heeft gelaten.
- Bij brief van 30 maart 2020 heeft Avra Spie gesommeerd tot betaling van de openstaande facturen van € 404.809,25 binnen een termijn van vijf dagen.
- Bij brief van 9 april 2020 heeft Spie zich jegens Avra beroepen op verrekening op grond van artikel 15 van de algemene voorwaarden en aangegeven een bedrag van € 391.753,44 teveel betaald te hebben aan Avra GmbH ter zake van een andere projectovereenkomst.
- Bij e-mail van 22 april 2020 heeft de advocaat van Avra aan Spie medegedeeld de bevoegdheid van Spie tot verrekening te betwisten omdat Avra en Avra GmbH geen groepsvennootschappen als bedoeld in de algemene voorwaarden zouden zijn en haar vordering gehandhaafd.
3.Het geschil
4.De beoordeling
5.De beslissing
7 april 2021voor het nemen van een akte door Avra over hetgeen is vermeld onder 4.2., waarna Spie in de gelegenheid zal worden gesteld om een antwoordakte te nemen;