ECLI:NL:RBZWB:2021:5150
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Rekestprocedure
- mr. Struijs
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in het kader van echtscheiding met betrekking tot partneralimentatie en toepasselijk recht
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 oktober 2021 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een voorlopige voorziening in het kader van een echtscheiding. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.A. Scanlan, verzoekt om vaststelling van een onderhoudsbijdrage van € 2.500 per maand. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.E. Koopmans, verzet zich tegen dit verzoek en stelt dat er geen sprake is van lotsverbondenheid die rechtvaardigt dat de man een bijdrage ontvangt. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 21 september 2021, waarbij beide partijen aanwezig waren.
De rechtbank overweegt dat de zaak internationaalprivaatrechtelijke aspecten heeft, gezien de woonplaats van de man in het buitenland. De rechtbank concludeert dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, omdat de vrouw in Nederland woont. Beide partijen hebben aangegeven dat zij willen aansluiten bij het Nederlands recht als toepasselijk recht, ondanks dat in beginsel Belgisch recht van toepassing zou zijn. De rechtbank besluit om Nederlands recht toe te passen op het verzoek tot vaststelling van de partnerbijdrage.
De rechtbank beoordeelt de behoefte van de man aan een onderhoudsbijdrage en de financiële draagkracht van de vrouw. De man stelt dat zijn aanvullende behoefte € 782 netto per maand bedraagt, terwijl de vrouw betwist dat hij recht heeft op een bijdrage. De rechtbank komt tot de conclusie dat de vrouw geen draagkracht heeft om een bijdrage te voldoen, en wijst het verzoek van de man af. De beslissing is openbaar uitgesproken door mr. Struijs, in tegenwoordigheid van griffier mr. Reijerse.