ECLI:NL:RBZWB:2021:5196

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 oktober 2021
Publicatiedatum
15 oktober 2021
Zaaknummer
AWB- 20_10304
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijkverklaring bezwaar teruggave eigen risico collectieve ziektekostenverzekering

Op 18 oktober 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.H. Steenbergen, en het dagelijks bestuur van Werkplein Hart van West-Brabant. Eiseres had op 22 december 2020 beroep ingesteld tegen het besluit van 17 december 2020, waarin het Werkplein het bezwaar van eiseres tegen de e-mail over de teruggave van het eigen risico van de collectieve ziektekostenverzekering niet-ontvankelijk verklaarde. De rechtbank heeft op 2 september 2021 de zitting gehouden, waarbij eiseres aanwezig was en het Werkplein vertegenwoordigd was door een gemachtigde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres een uitkering ontvangt op basis van de Participatiewet en dat zij verzekerd is voor haar ziektekosten bij CZ. Eiseres had in een e-mail aan het Werkplein gevraagd naar de voorwaarden van de collectieve ziektekostenverzekering en waarom het restant eigen risico niet aan haar werd uitbetaald. Het Werkplein had in twee e-mails informatie verstrekt, maar deze werden door eiseres als een besluit beschouwd, wat de rechtbank niet kon bevestigen. De rechtbank oordeelde dat de e-mailberichten van 27 juli 2020 niet als besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) konden worden aangemerkt, omdat ze enkel informatief waren en niet gericht op rechtsgevolg.

De rechtbank concludeerde dat het Werkplein terecht het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk had verklaard, en verklaarde het beroep ongegrond. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20 / 10304 PW

uitspraak van 18 oktober 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. M.H. Steenbergen,
en
het dagelijks bestuur van Werkplein Hart van West-Brabant, verweerder (het Werkplein).

Procesverloop

Eiseres heeft op 22 december 2020 beroep ingesteld tegen het besluit van
17 december 2020 (bestreden besluit) van het Werkplein over de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar van eiseres tegen de e-mail over de teruggave van het eigen risico van de collectieve ziektekostenverzekering bij CZ.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 2 september 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het Werkplein heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger verweerder] .

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres ontvangt van het Werkplein een uitkering op grond van de Participatiewet.
Eiseres is voor haar ziektekosten verzekerd bij het CZ. Zij heeft van het CZ bericht gekregen dat het niet verbruikte deel van het verplicht eigen risico is overgemaakt aan het Werkplein.
In een e-mail van 24 mei 2020 heeft eiseres aan het Werkplein gevraagd om de voorwaarden inzake de collectieve ziektekostenverzekering en waarom het restant eigen risico niet aan haar wordt uitbetaald.
In twee e-mails van 27 juli 2020 heeft het Werkplein eiseres informatie verstrekt over de collectieve ziektekostenverzekering en haar uitgelegd dat teruggave van het verplicht eigen risico niet mogelijk is.
Bij brief van 8 november 2020 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen de e-mails van 27 juli 2020. Het Werkplein heeft het bezwaarschrift ontvangen op 10 november 2020.
Bij bestreden besluit van 17 december 2020 heeft het Werkplein het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift niet is gericht tegen een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat door het Werkplein wel degelijk een besluit is genomen betreffende de teruggave van overgebleven eigen risico.
3. In artikel 1:3, eerste lid, van de Awb is bepaald dat onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Een rechtshandeling is een handeling die naar zijn aard op rechtsgevolg is gericht.
Op grond van artikel 7:1 in samenhang met artikel 8:1 van de Awb kan alleen bezwaar worden gemaakt tegen een besluit.
4.1
De vraag die bij de rechtbank voorligt is of het Werkplein terecht het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk heeft verklaard. Daaraan gaat de vraag vooraf of de
e-mailberichten van 27 juli 2020 zijn aan te merken als besluiten in de zin van artikel 1:3 van de Awb.
4.2
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de e-mailberichten van 27 juli 2020 niet worden aangemerkt als besluiten in de zin van artikel 1:3 van de Awb. De berichten zijn alleen informatief van aard en zijn niet op rechtgevolg gericht. Zij hebben slechts als doel eiseres uitleg te geven over de ‘Beleidsregel collectieve zorgverzekering voor minima van de gemeente Rucphen’ en de afspraken die daarover zijn gemaakt met het CZ. De berichten veranderen op zichzelf niets in de rechtspositie van eiseres. Nu de e-mailberichten van 27 juli 2020 geen besluiten zijn in de zin van de Awb, kon hiertegen op grond van de Awb geen bezwaar worden gemaakt.
5. De rechtbank is van oordeel dat het Werkplein het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
6. Nu het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard, dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
7. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van
B.C. van Sprundel-Thelosen, griffier op 18 oktober 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.