ECLI:NL:RBZWB:2021:5202

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 oktober 2021
Publicatiedatum
15 oktober 2021
Zaaknummer
AWB- 20_8964
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewet-uitkering en geschiktheid voor arbeid na medische beoordeling

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV van 25 september 2020, waarbij zijn Ziektewet-uitkering per 17 mei 2020 is beëindigd. Eiser, die eerder een ZW-uitkering ontving vanwege rug- en psychische klachten, betwistte de beëindiging van zijn uitkering en stelde dat hij meer beperkt was dan het UWV had vastgesteld. Tijdens de zitting op 14 september 2021, waar eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, werd het UWV vertegenwoordigd door mr. M.B.A. van Grinsven.

De rechtbank heeft de medische beoordeling van het UWV getoetst en vastgesteld dat het UWV zorgvuldig te werk is gegaan. De verzekeringsarts had eiser lichamelijk en psychisch onderzocht en op basis van de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 3 april 2020 zijn beperkingen vastgesteld. Eiser had aangevoerd dat zijn psychische klachten niet voldoende waren meegenomen en dat hij meer beperkingen had dan in de FML was opgenomen. De rechtbank oordeelde echter dat de verzekeringsartsen op de hoogte waren van eisers klachten en dat de FML adequaat was opgesteld.

De rechtbank concludeerde dat de functies die aan eiser waren voorgelegd, zoals receptionist en telefonisch verkoper, medisch passend waren, ondanks eisers bezwaren over zijn huiduitslag en de aard van de werkzaamheden. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had vastgesteld dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt was, waardoor zijn ZW-uitkering terecht was beëindigd. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak werd gedaan door mr. E.J. Govaers op 26 oktober 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/8964 ZW

uitspraak van 26 oktober 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [naam woonplaats] , eiser,

gemachtigde: mr. F. Ergec,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 25 september 2020 (bestreden besluit) van het UWV inzake zijn aanspraak op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 14 september 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.B.A. van Grinsven.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiser is werkzaam geweest als brandwacht.
Over de periode van 31 augustus 2017 tot en met 20 april 2018 is aan eiser een ZW-uitkering toegekend wegens rugklachten. Een door eiser tegen de hersteldverklaring gemaakt bezwaar is bij beslissing van 10 juli 2018 ongegrond verklaard.
Van 29 mei 2018 tot en met 15 oktober 2018 heeft eiser opnieuw een ZW-uitkering ontvangen, ditmaal vanwege rug- en psychische klachten. Ook tegen deze hersteldverklaring heeft eiser bezwaar gemaakt, welk bezwaar eveneens ongegrond is verklaard.
Eiser heeft zich op 21 maart 2019 opnieuw ziek gemeld vanwege rug- en psychische klachten, vermoeidheid en migraine.
Het UWV heeft bij besluit van 20 juni 2019 met ingang van diezelfde datum aan eiser een ZW-uitkering toegekend.
Bij besluit van 16 april 2020 (primair besluit) heeft het UWV na een zogeheten eerstejaarsbeoordeling de ZW-uitkering beëindigd per 17 mei 2020.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de ZW-uitkering van eiser heeft beëindigd per 17 mei 2020.
3.
Wettelijk kader
De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft en 52 weken arbeidsongeschikt is geweest heeft deze recht op ziekengeld als hij:
- ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 én
- slechts in staat is ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur met algemeen geaccepteerde arbeid waartoe hij met zijn krachten en bekwaamheden in staat is (artikel 19aa, eerste lid, en artikel 19ab, derde lid, van de ZW).
De mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek (artikel 19ab, eerste lid, van de ZW).
4.
Toetsingskader
Niet in geschil is dat eiser 52 weken arbeidsongeschikt is geweest. Dit betekent dat het UWV terecht ook heeft beoordeeld of eiser in staat is met algemeen geaccepteerde arbeid meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. Bij een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35% bestaat er geen recht meer op een ZW-uitkering.
5.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
5.1
De verzekeringsarts heeft eiser gezien op het spreekuur en hem lichamelijk en psychisch onderzocht. Uit haar rapport van 21 februari 2020 blijkt dat er sprake is van ziekte en beperkingen waardoor eiser is aangewezen op fysiek licht werk. Eiser is gebaat bij houdingen waarbij zitten, staan en lopen worden afgewisseld. Veelvuldig traplopen is niet wenselijk. Er dient mogelijkheid te zijn om te kunnen vertreden. Eiser is beperkt ten aanzien van fysiek zwaar werk en werk met piekbelastingen qua kracht. Sterke schokken en trillingen op de rug zijn niet wenselijk. Eiser kan niet langdurig in een gebogen houding actief zijn. Er is sprake van een verhoogd persoonlijk risico waardoor beroepsmatig autorijden, werk met gevaarlijke machines of op grote hoogtes niet mogelijk zijn. Daarnaast dient er een toilet in de buurt van de werkplek aanwezig te zijn. Eiser kan niet werken in een beroep waarbij hij veelvuldig zijn handen moet wassen of waarbij er handschoenen gedragen moeten worden. Daarnaast is eiser gebaat bij stressarm werk zonder veelvuldige deadlines en productiepieken en beperkte conflicthantering. Nadat eiser tegen de arbeidsdeskundige had verklaard meer last van eczeem te hebben, heeft de verzekeringsarts op 30 juli 2019 aanvullend gerapporteerd dat eiser vanwege die klachten meer beperkt dient te worden geacht. De verzekeringsarts heeft alle beperkingen van eiser uiteindelijk vastgelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 3 april 2020.
De verzekeringsarts b&b heeft het dossier van eiser bestudeerd -met daarin onder meer informatie van neuroloog [naam neuroloog] van 9 januari 2019- en heeft eiser vervolgens telefonisch gehoord, waarbij eiser zijn klachten en beperkingen uitvoerig heeft kunnen toelichten. Volgens de verzekeringsarts b&b zijn er in het bezwaarschrift en tijdens de hoorzitting geen nieuwe aanknopingspunten naar voren gekomen met betrekking tot de medische situatie die aanleiding vormen om de medische grondslag van het primaire besluit onjuist te achten. Door eiser zijn geen nadere medische gegevens overgelegd waaruit zou moeten blijken dat er sprake is van ernstigere beperkingen dan waarvan bij de totstandkoming van de beslissing is uitgegaan. De verzekeringsarts b&b merkt op dat de verzekeringsarts heeft nagelaten eiser beperkt te achten op het aspect aaneengesloten zitten en heeft de FML op dit punt dan ook aangepast op 29 juli 2020.
5.2
Eiser heeft tegen het medisch oordeel van het UWV, kort samengevat, aangevoerd dat ten aanzien van de psychische klachten zijn bezwaren niet zijn gehonoreerd. Hij is niet persoonlijk gezien door de verzekeringsarts b&b en deze heeft ook geen medische informatie opgevraagd. Eiser meent meer beperkt te zijn dan is aangenomen op de volgende aspecten: zitten, concentratie, vasthouden en verdelen van de aandacht, torderingsklachten ten aanzien van lopen, staan, zitten en statische houdingen in het werk en er dient een urenbeperking aangenomen te worden. Tot slot is volgens eiser niet meegenomen dat hij dagelijks ondersteuning nodig heeft van de SDW, de huisarts regelmatig ziet, psychische klachten heeft en injecties in de rug krijgt tegen de pijn.
5.3
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiser gestelde klachten, waaronder psychische klachten en rugpijn. Voorts leest de rechtbank in de bewuste rapportages, in tegenstelling tot wat eiser stelt, wel terug dat de verzekeringsartsen bekend is dat eiser wordt ondersteund door de SDW en dat hij regelmatig zijn huisarts bezoekt. Deze omstandigheden leiden echter niet zonder meer tot een verminderde belastbaarheid. Bij het opstellen van de FML is rekening gehouden met het geobjectiveerde deel van eisers klachten. Voor het aannemen van meer of zwaardere beperkingen, zoals op de aspecten zitten en concentratie, ziet de rechtbank geen aanleiding, temeer niet nu eiser zijn stellingen niet heeft onderbouwd met medisch objectiveerbare stukken. Dat eiser niet is gezien door de verzekeringsarts b&b betekent volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB, zie onder meer de uitspraak waar het UWV in haar verweerschrift naar verwijst van 26 april 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ9626) niet dat sprake is van een onzorgvuldig onderzoek. Daar komt bij dat eiser zelf heeft ingestemd met een telefonische hoorzitting. Hetzelfde geldt voor de stelling dat er geen informatie is opgevraagd bij de behandelend sector. Raadpleging van de behandelend sector is aangewezen in die gevallen waarin al een behandeling in gang is gezet of zal worden gezet, die een beduidend effect zal hebben op de mogelijkheden van een betrokkene tot het verrichten van arbeid, of wanneer een betrokkene stelt dat de behandelende sector een beredeneerd afwijkend standpunt heeft over zijn beperkingen. De rechtbank is niet gebleken dat van een van deze situaties sprake was. Ook eisers stelling dat ten onrechte geen urenbeperking is aangenomen, kan door de rechtbank niet worden gevolgd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts b&b inzichtelijk gemotiveerd dat een urenbeperking op energetische dan wel preventieve gronden naar aan de orde is. Volgens de verzekeringsarts b&b zou een urenbeperking zelfs antirevaliderend werken. Aan deze conclusie kan de omstandigheid dat eiser slaapproblemen heeft zonder nadere medische onderbouwing niet afdoen. Tot slot geldt dat, zoals ter zitting is besproken, de omstandigheid dat de artsen van het UWV de door eiser ervaren beperkingen op een andere manier hebben gewogen dan zoals hij die ervaart, niet maakt dat hun oordeel onzorgvuldig of onjuist is. De subjectieve beleving van klachten is volgens vaste rechtspraak niet beslissend bij de beantwoording van de vraag welke beperkingen in objectieve zin zijn vast te stellen. Van belang zijn alleen de medisch te objectiveren beperkingen.
Op grond van het vorenstaande ziet de rechtbank geen aanleiding om eiser te volgen in zijn standpunt dat zijn beperkingen in de FML van 29 juli 2020 zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
6.
Geschiktheid voor de functies
6.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: receptionist (Sbc-code 315120), telefonisch verkoper (outbound) (Sbc-code 315173) en produktiemedewerker confectie, kleermaken (Sbc-code 272042).
6.2
Eiser heeft aangevoerd dat deze functies ten onrechte geschikt worden geacht. Hiertoe heeft eiser aangevoerd dat er geen rekening is gehouden met de huiduitslag waarmee eiser van tijd tot tijd kampt. De functies receptionist en telefonisch verkoper zijn volgens eiser ongeschikt omdat daarin klantencontact centraal staat en deze functies grotendeels zittend worden uitgevoerd.
6.3
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiser geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. Vooropgesteld wordt dat de arbeidsdeskundige b&b uit dient te gaan van de door de verzekeringsartsen vastgestelde medische beperkingen, zoals weergegeven in de FML. De rechtbank verwijst naar het rapport van de arbeidsdeskundige van 10 april 2020 en het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 26 augustus 2020. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, onder meer ten aanzien van zitten, staan en aan de handen, eiser de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Zoals ter zitting namens het UWV is toegelicht, blijkt uit de functiebeschrijvingen niet dat de functies receptionist en telefonist voornamelijk zittend of voornamelijk staand worden uitgevoerd. Zowel op het aspect zitten als op het aspect staan valt de belastbaarheid in die functies binnen eisers mogelijkheden. Voorts overweegt de rechtbank dat eiser blijkens de FML weliswaar sterk beperkt is op het aspect omgaan met conflicten, maar in de geduide functies blijkt ter zake niet van een kenmerkende belasting. De rechtbank ziet dan ook geen reden eiser te volgen in zijn stelling dat in twee van de drie geduide functies sprake is van een overschrijding van zijn belastbaarheid.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
7.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een ZW-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de ZW-uitkering terecht beëindigd per 17 mei 2020.
Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
8.
Proceskosten en griffierecht
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard is er geen reden om een proceskostenveroordeling uit te spreken.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 26 oktober 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.