ECLI:NL:RBZWB:2021:536

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 februari 2021
Publicatiedatum
11 februari 2021
Zaaknummer
02/216987-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. Broeders
  • mr. Kooijman
  • mr. Diepenhorst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijk slachtoffer door onvoorzichtig rijgedrag op kruising

Op 9 december 2019 vond er een verkeersongeval plaats te Tilburg waarbij een andere verkeersdeelnemer, [slachtoffer], om het leven kwam. Verdachte, bestuurder van een Volkswagen Crafter, naderde een kruising met de Heieinde en de Rodenberg met een snelheid van ongeveer 60 km/h, terwijl de maximumsnelheid 50 km/h was. Ondanks dat hij wist dat hij een kruising naderde waar van rechts komend verkeer voorrang had, heeft hij zijn snelheid niet aangepast en geen voorrang verleend aan de van rechts komende Mercedes-Benz Sprinter, bestuurd door [slachtoffer]. De rechtbank oordeelde dat verdachte zich schuldig had gemaakt aan zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag, wat leidde tot het fatale ongeval. De rechtbank legde een taakstraf van 240 uren op, alsook een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaar en een rijontzegging van 2 jaar. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op de nabestaanden, maar hield ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, die psychische klachten had en zijn baan was kwijtgeraakt door het ongeval.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/216987-20
vonnis van de meervoudige kamer van 11 februari 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1984, te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
raadsman mr. B. Kurvers, advocaat te ’s-Hertogenbosch.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 januari 2021, waarbij de officier van justitie, mr. De Pagter, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting heeft de heer [naam] gebruik gemaakt van het spreekrecht.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte een verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij een ander is overleden.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde, te weten overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW), gelet op de navolgende omstandigheden. Verdachte was bekend op de plaats van het ongeval, kwam daar regelmatig en wist dat hij een kruising naderde waar van rechts komend verkeer voorrang had. Hij reed iets harder dan de maximumsnelheid van 50 kilometer per uur. Verdachte wist dat het zicht enigszins gehinderd kon worden door een daar aanwezige coniferenhaag en heeft verklaard dat je op die plek praktisch moet stoppen om goed te zien of er verkeer aankomt. Er kwam een terminal trekker aan die hem ook nog het zicht belemmerde en toen heeft hij niet geremd, maar enkel het gas losgelaten. Hij heeft geen snelheid geminderd, is de kruising opgereden en in botsing gekomen met de bus van [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ), waardoor [slachtoffer] is komen te overlijden. Door dit handelen heeft hij aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gereden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich voor wat betreft de bewezenverklaring aan het oordeel van de rechtbank en stelt zich hierbij op het standpunt dat de gradatie van schuld, zoals door de officier van justitie is aangegeven, te weten dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden, juist is.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Aan de rechtbank ligt de vraag voor of het aan de schuld van verdachte te wijten is dat het verkeersongeval, met dodelijke afloop, heeft plaatsgevonden en zijn handelen aldus kan worden gekwalificeerd als een overtreding van artikel 6 WVW.
Schuld in deze zin is aanwezig als vastgesteld kan worden dat sprake is van minstens een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Hierbij moet gekeken worden naar het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het ongeval. Daarbij verdient opmerking dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. Van schuld in deze zin is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid of onoplettendheid. Niet elk tekortschieten, niet elke verkeersovertreding, is voldoende voor het aannemen van schuld. Het gaat erom of het rijgedrag (aanmerkelijk) onder de maat is gebleven van wat van een automobilist in het algemeen en gemiddeld mag worden verwacht. De kern van de onvoorzichtigheid schuilt in het kunnen voorzien dat het gevolg (het ongeval) door de onvoorzichtige gedraging kan intreden. Het desondanks verrichten van die gedraging is in beginsel onvoorzichtig, tenzij sprake is van een rechtvaardigingsgrond. Met verwijtbaarheid wordt gedoeld op vermijdbaarheid. De betrokkene moet anders hebben kunnen handelen.
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het navolgende vast. Op 9 december 2019, omstreeks 10.29 uur, reed verdachte in zijn bedrijfsauto over de Heieinde te Tilburg. Hij naderde de kruising van de Heieinde met de Rodenberg en de Apollostraat. Op dat moment stak een terminal trekker voor verdachte van links naar rechts de kruising over, waardoor het zicht van verdachte naar rechts werd belemmerd. Verdachte reed met een snelheid van ongeveer 60 kilometer per uur richting de kruising en kwam met een snelheid van 53 kilometer per uur op de kruising in botsing met de bedrijfsauto waarin [slachtoffer] reed. [slachtoffer] kwam van rechts en had voorrang. [slachtoffer] kwam ter plaatse te overlijden. Verdachte heeft verklaard net voor de kruising wel het gas te hebben losgelaten, maar niet te hebben geremd.
De rechtbank is van oordeel dat dit ongeval verdachte te verwijten is en dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Verdachte is met een te hoge snelheid de kruising genaderd en opgereden. Zijn snelheid bij het naderen van de kruising was hoger dan de geldende maximum snelheid én gelet op de hierna te noemen verkeersomstandigheden, was zijn snelheid op de kruising zelf veel te hoog. Verdachte naderde een kruising waarover hij zelf verklaart dat hij vanwege het passeren van de terminal trekker
niets zag. Hij verklaart eveneens dat zijn zicht werd gehinderd door de coniferen aan de rechterkant van de weg. Verdachte was ter plaatse goed bekend en, zoals hij zelf verwoordt: “Je moet daar bijna praktisch stoppen om te kunnen zien wat eraan komt. (…) Je ziet elkaar pas op de kruising.” Daar komt bij dat het op dat moment regende en dat het wegdek nat was. In die ongunstige omstandigheden heeft verdachte bij het opgaan van de kruising de keuze gemaakt om niet te remmen, maar slechts het gas los te laten. Verdachte heeft niet geanticipeerd op de mogelijkheid dat er verkeer van rechts zou komen, maar heeft een heel groot risico genomen door gelijk achter de terminal trekker door te rijden zonder voldoende af te remmen en te kijken of er verkeer van rechts zou komen, dat voorrang op hem zou hebben. Hij heeft daardoor de bedrijfsauto van [slachtoffer] niet op tijd gezien en heeft daardoor geen voorrang kunnen verlenen aan [slachtoffer] . Hierdoor is de bedrijfsauto van verdachte in botsing gekomen met de bedrijfsauto van [slachtoffer] . De kern van de verwijtbaarheid betreft de vermijdbaarheid in de hiervoor bedoelde zin. Uit de verklaringen van verdachte zelf volgt immers dat hij heeft kunnen voorzien dat door zijn risicovolle rijgedrag een ongeval kon plaatsvinden. Desondanks, in de benoemde verkeersomstandigheden, de keuze maken om snel het kruispunt over te steken, betreft rijgedrag dat ver onder de maat blijft van wat een gemiddelde automobilist mag worden verwacht.
Gelet op dit samenstel van gedragingen en omstandigheden is de rechtbank, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat sprake is van zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Primair:
op 9 december 2019 te Tilburg als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Heieinde, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, onvoorzichtig en onoplettend,
- een kruising, te weten de kruising van de Heieinde met de Rodenberg en de Apollostraat, op te rijden met een te hoge snelheid, in elk geval met een snelheid die hoger lag dan verantwoord was voor een veilig verkeer ter plaatse, en
- (hierbij) zijn snelheid niet heeft verminderd en aangepast aan de verkeerssituatie ter plaatse, en
- vervolgens op die kruising geen voorrang heeft verleend aan een voor hem van rechts komend motorrijtuig dat werd bestuurd door [slachtoffer] , en
- vervolgens met het door hem bestuurde motorrijtuig in botsing is gekomen met voornoemd motorrijtuig, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 240 uren en een onvoorwaardelijke rijontzegging voor de duur van 1 jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de door de officier van justitie geëiste straf enigszins te matigen of deels in voorwaardelijke vorm op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een heftig verkeersongeval. Verdachte heeft er bewust voor gekozen om, ondanks dat zijn (over)zicht werd belemmerd, met hoge snelheid een kruising over te steken met alle risico’s van dien. Die risico’s hebben zich verwezenlijkt in een botsing met de bedrijfsauto waarin [slachtoffer] reed. [slachtoffer] is als gevolg van de botsing ter plaatse overleden.
De familie [familie slachtoffer] is onherstelbaar leed en verdriet aangedaan. De zwager van [slachtoffer] , de heer [naam] , heeft ter zitting treffend verwoord wat de grote impact van het verlies is op hun leven. De rechtbank realiseert zich terdege dat geen enkele op te leggen straf in verhouding staat tot het leed van de nabestaanden en het feit dat zij hun zoon, broer en zwager nu moeten missen.
Bij haar beslissing over de strafmodaliteit en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). De rechtbank is tot een zwaardere mate van schuld gekomen dan de officier van justitie. De oriëntatiepunten gaan bij een gradatie van ‘ernstige schuld’ en de dood van het slachtoffer uit van de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden en een rijontzegging voor de duur van 2 jaren.
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Ter zitting is gebleken dat verdachte het weliswaar moeilijk vond om er woorden voor te vinden, maar dat het feit ook op hem veel impact heeft. Hij is zijn baan kwijtgeraakt en heeft psychische klachten als gevolg van het ongeval.
Alles afwegend acht de rechtbank de navolgende straf passend en geboden. De rechtbank zal verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaar opleggen, alsmede een taakstraf voor de duur van 240 uren en een onvoorwaardelijke rijontzegging voor de duur van 2 jaren.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Primair: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een
ongeval betreft waardoor een ander werd gedood;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 dagen;
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 2 jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. Broeders, voorzitter, mr. Kooijman en mr. Diepenhorst, rechters, in tegenwoordigheid van Schuurmans, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 11 februari 2021.
Mr. Kooijman is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
hij op of omstreeks 9 december 2019 te Tilburg als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Heieinde, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- een kruising, te weten de kruising van de Heieinde met de Rodenberg en de Apollostraat, op te rijden met een te hoge snelheid, in elk geval met een snelheid die hoger lag dan verantwoord was voor een veilig verkeer ter plaatse, en/of
- ( hierbij) zijn snelheid niet, althans in onvoldoende mate, heeft verminderd en/of aangepast aan de verkeerssituatie ter plaatse, en/of
- vervolgens op die kruising geen voorrang heeft verleend aan een voor hem van rechts komend motorrijtuig dat werd bestuurd door [slachtoffer] , en/of
- vervolgens met het door hem bestuurde motorrijtuig in botsing is gekomen met voornoemd motorrijtuig,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood;
(Artikel art 6 Wegenverkeerswet 1994)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 december 2019 te Tilburg als bestuurder van een voertuig (een bestelbus), daarmee rijdende op de weg, de Heieinde,
- een kruising, te weten de kruising van de Heieinde met de Rodenberg en de Apollostraat, met een te hoge snelheid, in elk geval met een snelheid die hoger lag dan verantwoord was voor een veilig verkeer te plaatse, is opgereden, en/of
- ( hierbij) zijn snelheid niet, althans in onvoldoende mate, heeft verminderd en/of aangepast aan de verkeerssituatie ter plaatse, en/of
- vervolgens op die kruising geen voorrang heeft verleend aan een voor hem van rechts komend motorrijtuig dat werd bestuurd door [slachtoffer] , en/of
- vervolgens met het door hem bestuurde motorrijtuig is in botsing is gekomen met voornoemd motorrijtuig,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden
gehinderd;
(Artikel art 5 Wegenverkeerwet 1994)
Bijlage II
De bewijsmiddelen
1. Het proces-verbaal aanrijding misdrijf, opgenomen op dossierpagina 6 e.v. van het eindproces-verbaal met nummer PL2000-2019295495, inhoudend:
(…)
Locatie ongeval
Datum: 9 december 2019
Omstreeks: 10:29 uur
Adres: Apollostraat
Plaats Tilburg
op de kruising met Rodenberg
Adres 5047 SZ Tilburg
en op de kruising met
Adres: Heieinde
Postcode plaats: 5047 SX Tilburg (…)
Vermoedelijke toedracht
1) J [verdachte] ; merk/type/kenteken: Volkswagen Crafter / [kenteken 1]
2) [slachtoffer] (overleden); merk/type/kenteken: Mercedes-Benz Sprinter /
[kenteken 2]
Een bedrijfsauto (1) van het merk Volkswagen heeft gereden over de voor het openbaar verkeer openstaande weg de Heieinde te Tilburg, komende uit de richting van de Kranenberg en gaande in de richting van de Apollostraat/Rodenberg.
Een bedrijfsauto (2) van het merk Mercedes-Benz heeft gereden over de voor het openbaar
verkeer openstaande weg de Rodenberg te Tilburg, komende uit de richting van de Brakman en gaande in de richting van de Heieinde.
Beide voertuigen begaven zich in de richting van het kruispunt Heieinde, Apollostraat
en de Rodenberg. Deze wegen bevinden zich binnen de bebouwde kom van Tilburg en er
was een maximum snelheid van 50 km/h van kracht. Het kruispunt betrof een gelijkwaardig kruispunt, alle wegen bestonden uit één rijbaan die niet was voorzien van wegmarkering.
Gekomen bij de kruising met de Rodenberg, verleende 1 geen voorrang aan de voor hem
van rechts komende 2.
Hierdoor ontstond tussen beiden een aanrijding. Door deze aanrijding kwam 2 op de
bestuurderszijde van het voertuig terecht waarbij de bestuurder van 2, bekneld raakte
tussen het door hem bestuurde voertuig en het wegdek. De bestuurder van 2, [slachtoffer]
, kwam hierdoor ter plaatse direct te overlijden.
2. Het proces-verbaal forensisch onderzoek verkeersdelict, opgenomen na dossierpagina 56 van het hiervoor genoemd eindproces-verbaal, op pagina 33, 34, 35 en 42 van het hiervoor genoemde proces-verbaal forensisch onderzoek verkeersdelict, inhoudende:
p. 33-34
Storingsregistratie Volkswagen
Geconcludeerd kan worden dat de eerste storingen werden gegenereerd bij een snelheid van 53 km/h en dat er sprake was van een vertraging, door een externe factor zoals remmen of een botsing. Op hetzelfde moment werd het “crashsignaal” verzonden en werd de ongevalsuitschakeling actief bij een snelheid van 53 km/h, en dat dit passend was bij een aanrijding. De storingen hierna werden gegenereerd tijdens snelheidsafname direct na deze botsing. Echter de deformatieschade, het sporenbeeld op het wegdek en de aangetroffen eindpositie zijn eveneens passend bij een botssnelheid bij een indicatieve snelheid 53 km/h.
p. 35 (…)
Aan mij werden, door de collega’s die het eerste ter plaatse waren, camerabeelden beschikbaar gesteld waar een deel van de aanrijding op beeld stond. Ik zag dat deze camera stond in de rechterberm van de Heieinde en de Rodenberg.
Ik zag op het beeldmateriaal dat:
* Onder in beeld, op de originele opnamen, de dag/datum en tijd zichtbaar was. Het door mij gebruikte afspeelprogramma brengt deze informatie niet in beeld;
* Het beeld gericht was op het kruispunt Apollostraat en de Heieinde te Tilburg;
* Het wegdek nat was;
* Het beeldmateriaal begint op 9 december 2019 om 10:27;46 uur;
* Een terminaltrekker met oplegger over de Apollostraat rijdt gaande in de richting van de Heieinde;
* Deze terminaltrekker om 10:27;48 uur, het kruispunt rechtdoor oversteekt, gaande in de richting van de Rodenberg;
* Deze terminaltrekker om 10:27;51 uur, het kruispunt is overgestoken;
* Om 10:27;53 uur, de Volkswagen over de Heieinde komt aanrijden, gaande in de richting van de Rodenberg;
* De Volkswagen om 10:27;53 uur, het kruispunt oprijdt waar op dat moment de Mercedes-Benz rijdt, komende uit de richting van de Rodenberg en gaande in de richting van de Apollostraat;
* De Volkswagen om 10:27;54 uur, met de voorzijde tegen de voorzijde van de Mercedes-Benz botst;
* De Volkswagen om 10:27;54 uur, met de rechterzijde tegen de linkerzijde van de Mercedes-Benz botst;
* Om 10:27;54 uur, de Volkswagen in de richting van de eindpositie het beeld uit rijdt;
* Om 10:27;54 uur, de Mercedes-Benz kantelt naar links en op de linkerflank naar de eindpositie het beeld uit schuift.
p. 42 (…)Het ongeval was ontstaan door menselijk handelen, of het nalaten daarvan.
Hierbij werden de volgende scenario’s onderzocht:
Één van de betrokken bestuurders heeft de toegestane maximum snelheid overschreden;
Door ons werd vastgesteld dat beide voertuigen met een hogere snelheid hadden gereden dan 50 km/h (…)
De bestuurder van de Volkswagen verleende de bestuurder van de Mercedes-Benz die van rechts kwam geen voorrang;
Dit scenario kon door ons worden bevestigd, de bestuurder van de Volkswagen reed het kruispunt op zonder daarbij de van rechts naderende bestuurder van de Volkswagen voorrang te verlenen.
3. Het proces-verbaal verhoor van verdachte, opgenomen op dossierpagina 45 e.v. van het hiervoor genoemd eindproces-verbaal, inhoudende:
V: Ik wil u de gelegenheid geven uw eigen verklaring te geven over hoe het ongeluk
gebeurd is. Neem hierbij vooral de tijd. Wat is er allemaal precies gebeurd?
A: Ik reed over de Heieinde te Tilburg en reed richting Agrisso. Ik reed ongeveer 60
kilometer per uur. Toen ik bij de kruising kwam met de Apollostraat zag ik dat er van
links een terminal trekker reed met een container, een lange verzie. Ik schat dat
deze ongeveer 18 meter lang is. Die stak de kruising over. Ik naderde vervolgens de
kruising met de Apolostraat. Ik keek naar rechts de straat in. Maar ik zag niets
aankomen. Toen ik op de kruising reed, kwam er een busje van rechts achter de
terminal trekker vandaan.
V: Waardoor werd uw zicht eventueel verminderd of gehinderd?
A: Door die terminal trekken en de coniferen aan de rechterkant van de weg. Je moet
daar bijna praktisch stoppen om te kunnen zien wat eraan komt.
V: Hoe is uw bekendheid op de plaats van het ongeval?
A: Ik kom daar elke dag voor het werk, het is een vaste wijk.
Het was nat. Het regende en de weg was ook nat.
Ook staan die coniferen daar in de weg. Je ziet elkaar pas op de kruising.
Ik had mijn gas los gelaten, maar niet geremd.
4. De verklaring van verdachte ter terechtzitting, inhoudende:
Ik had daar moeten stoppen toen de trekker me het zicht blokkeerde. Ik wist dat verkeer van rechts op dat punt voorrang had. Ik heb wel het gas losgelaten, maar ik heb niet geremd.