ECLI:NL:RBZWB:2021:5429

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 oktober 2021
Publicatiedatum
28 oktober 2021
Zaaknummer
C/02/388072/FA RK 21-3513
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Bollen
  • mr. Deckers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van gezamenlijk gezag naar eenhoofdig gezag in een zaak betreffende een minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 oktober 2021 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van het gezag over de minderjarige [minderjarige 1]. De vrouw, bijgestaan door haar advocaat mr. F.L. Donders, verzoekt om het gezamenlijk gezag met de man te beëindigen en haar alleen het gezag over [minderjarige 1] toe te kennen. De man is niet verschenen op de zitting, ondanks dat hij op correcte wijze was opgeroepen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man al geruime tijd geen contact heeft met de vrouw of de minderjarige, en dat hij niet in staat is om beslissingen te nemen in het belang van [minderjarige 1]. De vrouw heeft aangevoerd dat de man structureel onbereikbaar is en dat dit negatieve gevolgen heeft voor de ontwikkeling van [minderjarige 1]. De rechtbank heeft de minderjarige gehoord en vastgesteld dat hij begrijpt waarom zijn moeder dit verzoek heeft gedaan. De betrokken jeugdzorgwerker heeft bevestigd dat het contact met de man problematisch is en dat hij niet in staat is om zijn verantwoordelijkheden als ouder na te komen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van [minderjarige 1] noodzakelijk is dat de vrouw alleen met het gezag wordt belast, en heeft het verzoek van de vrouw toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
Zaaknummer: C/02/388072 FA RK 21-3513
beschikking betreffende gezag
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. F.L. Donders,
en
[de man],
thans verblijvende te [x] ,
hierna te noemen de man.
De rechtbank merkt als informant aan:
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
hierna te noemen de gecertificeerde instelling (de GI),
gevestigd te Roosendaal.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
De Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna te noemen: de raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.
1. Het procesverloop
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 19 juli 2021 ontvangen verzoekschrift met bijlagen;
- het uittreksel uit het gezagsregister betreffende na te noemen minderjarige;
- de aangetekende brief van de griffier van deze rechtbank van 1 oktober 2021 aan de man.
1.2. De zaak is behandeld op de mondelinge behandeling van 12 oktober 2021. Bij die gelegenheid is verschenen de vrouw, bijgestaan door haar advocaat. Tevens was aanwezig een vertegenwoordiger van de raad en de betrokken jeugdzorgwerker van de GI.
1.3. De man is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen noch vertegenwoordigd. De rechtbank heeft de man op 1 oktober 2021 middels een aangetekende brief de oproep voor de zitting gestuurd. Hieruit kan de rechtbank opmaken dat de oproep de huidige verblijfplaats van de man (penitentiaire inrichting [x] ), dat als zijn adres in de BRP is geregistreerd, in goede orde heeft bereikt.
1.4. Na te noemen minderjarige is gelet op zijn leeftijd in staat gesteld zijn mening kenbaar te maken tijdens een zogenoemd kindgesprek
.

2.De feiten

2.1.
Blijkens de stellingen en overgelegde stukken staat tussen partijen het volgende vast:
- partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad;
- uit hun affectieve relatie is het volgende, thans nog minderjarige kind geboren: [minderjarige kind] geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2006, roepnaam: [minderjarige 1] (hierna: ‘ [minderjarige 1] ’);
- [minderjarige 1] is door de man erkend. Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] ;
- [minderjarige 1] verblijft in een jeugdzorggroep bij [xx] te [plaats] .
2.2.
Bij beschikking van 18 januari 2021, verbeterd bij beschikking van 3 februari 2021, is de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] verlengd tot 29 januari 2022. Stichting Jeugdbescherming Brabant is benoemd als de GI die met de uitvoering van de ondertoezichtstelling is belast.

3.Het verzoek

3.1.
De vrouw verzoekt thans bepaling dat voortaan aan haar alleen het gezag over [minderjarige 1] toekomt.

4.De beoordeling

Relatieve bevoegdheid
4.1.
Op grond van artikel 1:265 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in zaken betreffende minderjarige bevoegd de rechter van de woonplaats of, bij gebreke van een woonplaats in Nederland, van het werkelijk verblijf van de minderjarige. Op grond van artikel 1:12 van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt de minderjarige de woonplaats van degene die het gezag over hem uitoefent. In het licht van vorenstaande volgt de minderjarige de woonplaats van de vrouw. Nu de vrouw woonachtig is in [woonplaats] , is de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, bevoegd om van het onderhavige verzoek kennis te nemen.
Gezag
4.2.
Hoewel namens de man geen verweerschrift is ingediend en de man niet ter zitting is verschenen, heeft de rechtbank besloten over te gaan tot inhoudelijke behandeling van het door de vrouw ingediende verzoek. Vastgesteld is dat de man behoorlijk is opgeroepen en aldus in de gelegenheid is geweest om ter zitting te verschijnen en/of verweer te (laten) voeren. Dat de man van deze gelegenheid geen gebruik heeft gemaakt, komt voor zijn rekening en risico.
4.3.
Ter onderbouwing van haar verzoek om het gezamenlijk gezag van partijen te beëindigen en haar te belasten met het eenhoofdig gezag over [minderjarige 1] heeft de vrouw, samengevat, het volgende aangevoerd. Zij stelt dat er niet of nauwelijks contact is tussen [minderjarige 1] en de man en dat de man al jarenlang het gezag over [minderjarige 1] feitelijk niet uitvoert. De man heeft geen zicht op de situatie van [minderjarige 1] en is daardoor niet in staat te beoordelen welke beslissingen in het belang van [minderjarige 1] moeten worden genomen. [minderjarige 1] heeft de nodige kindeigen problematiek wat meebrengt dat zich regelmatig gezagsgerelateerde kwesties rondom de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] voordoen en waardoor het belangrijk is om de ontwikkeling van [minderjarige 1] nauw te volgen.
Daarbij stelt de vrouw dat de man met verslavingsproblematiek kampt sinds dat [minderjarige 1] een baby is. Als gevolg van deze problematiek lukt het de man niet om de afspraken met [minderjarige 1] na te komen. [minderjarige 1] heeft de man hiermee geconfronteerd, wat heeft geleid tot een incident. Hierdoor wil [minderjarige 1] op dit moment geen contact meer met de man.
Tevens is de man onbereikbaar voor de vrouw en heeft ook de GI al een geruime tijd geen contact met de man weten te krijgen. Dit is volgens de vrouw kwalijk omdat er de afgelopen periode belangrijke beslissingen over [minderjarige 1] moest worden genomen, zoals over zijn zorg/behandeling en de verandering van school. Uiteindelijk zijn de betreffende instellingen zonder toestemming akkoord gegaan, maar dit is volgens de vrouw niet de juiste manier. De vrouw wenst dan ook de juridische situatie in overeenstemming te brengen met de feitelijke situatie, nu zij feitelijk alleen de beslissingen neemt voor [minderjarige 1] .
4.4.
[minderjarige 1] is door de kinderrechter gehoord op 7 oktober 2021. Door hem is, samengevat, verklaard dat hij snapt waarom zijn moeder dit verzoek heeft gedaan. Hij vindt het wel moeilijk tegenover zijn vader als het verzoek zou worden toegewezen en hij maakt zich zorgen over het effect dat toewijzing van dit verzoek op de gemoedstoestand van zijn vader zou kunnen hebben.
4.5.
De betrokken jeugdzorgwerker van de GI heeft al enige tijd geen contact met de man kunnen krijgen. Zij heeft via de moeder van de man vernomen dat de man de stukken van de rechtbank heeft ontvangen, maar dat de man dusdanig onder invloed is ‘dat het hem niet interesseert’. De man verkeert in een slechte toestand en het is niet te verwachten dat deze op korte termijn verbetert. [minderjarige 1] heeft tijdens de uitvoering van de ISD-maatregel van de man wel een tijdje goed contact met hem gehad. Tijdens deze maatregel zijn afspraken gemaakt. Kort na het eindigen van de ISD-maatregel is de man in zijn oude gedrag teruggevallen. De man is de gemaakte afspraken niet nagekomen met als gevolg dat het vertrouwen van [minderjarige 1] in de man is beschadigd. Ook de doelen die zijn afgesproken met de hulpverlening komt de man niet na. Tot op heden is er veel begeleiding ingezet, om het contact tussen [minderjarige 1] en de man in stand te houden, echter zonder het gewenste resultaat. De jeugdzorgwerker herkent het door de vrouw geschetste beeld dat het niet lukt om de man te betrekken bij beslissingen die over [minderjarige 1] moeten worden genomen. Een toewijzing van het verzoek zal de huidige ondertoezichtstelling en de daarin gestelde doelen niet op negatieve wijze doorkruisen, aldus de jeugdzorgwerker.
4.6.
De raad ondersteunt het verzoek van de vrouw. Het verzoek doet recht aan de feitelijke situatie die zich al vele jaren voordoet. De man is niet op de hoogte van de ontwikkelingen van [minderjarige 1] . Hierdoor is de man niet in staat om invulling te geven aan het gezag. Gebleken is dat de vrouw zich nu in allerlei bochten moet wringen om de zorg/hulp voor [minderjarige 1] voor elkaar te krijgen. Dit is niet in het belang van [minderjarige 1] . Daarnaast doet het verzoek van de vrouw niets af aan het eventuele contact tussen de man en [minderjarige 1] in de toekomst. Het is aan de man om, indien hij hier klaar voor is, weer contact met [minderjarige 1] te zoeken.
4.7.
Ingevolge artikel 1:253n BW kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen, indien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Alsdan bepaalt de rechtbank aan wie van de ouders voortaan het gezag over ieder der minderjarige kinderen toekomt.
4.8.
De vrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden, in die zin dat er op dit moment niet of nauwelijks contact is tussen de man en [minderjarige 1] en de man niet betrokken is bij zijn verzorging en opvoeding. De man heeft dit niet weersproken, zodat de rechtbank daarvan uit gaat. De vrouw is dan ook ontvankelijk in haar verzoek.
4.9.
Ingevolge artikel 1:253n lid 2 BW is artikel 1:251a lid 1 BW van overeenkomstige toepassing. Op grond van laatstgenoemde bepaling kan de rechter bepalen dat het gezag over minderjarigen aan één ouder toekomt indien er een onaanvaardbaar risico is dat bij instandhouding van gezamenlijk gezag van beide ouders de kinderen klem of verloren zouden raken tussen die ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of indien wijziging van het gezag anderszins in het belang van de minderjarigen noodzakelijk is. De rechtbank stelt daarbij voorop dat het uitgangspunt van de wet is dat het gezag over een kind gezamenlijk door de ouders wordt uitgeoefend en dat slechts in uitzonderingsgevallen één ouder met het gezag belast is.
4.10.
Het is de rechtbank uit de onweersproken stellingen van de vrouw gebleken dat de vrouw al gedurende een lange periode herhaaldelijk problemen heeft ondervonden bij het nemen van beslissingen voor [minderjarige 1] . De man is vaak niet traceerbaar of reageert niet. Overleg tussen ouders met betrekking tot beslissingen over de meeste fundamentele zaken voor [minderjarige 1] blijkt niet mogelijk te zijn. Ook voor de betrokken hulpverlening is het contact met de man zeer lastig gebleken. Gelet op de leeftijd van [minderjarige 1] en zijn kindeigen problematiek zullen in de aankomende periode nog de nodige beslissingen moeten worden genomen. Hierbij is het van belang dat daadkrachtig kan worden opgetreden zonder dat één van de ouders hiervoor ‘kunstgrepen’ moet uit halen omdat de andere ouder niet beschikbaar is. Ook is de rechtbank het met de raad eens dat de man onvoldoende zicht heeft op de ontwikkeling van [minderjarige 1] om beslissingen in zijn belang te kunnen nemen, aangezien er gedurende een langere periode geen contact is geweest tussen de man en [minderjarige 1] ,.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het in het belang van [minderjarige 1] noodzakelijk is dat de vrouw alleen met het gezag wordt belast. Zij zal het verzoek van de vrouw toewijzen.

5.De beslissing

De rechtbank
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat het gezag over de minderjarige [minderjarige kind] geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2006, voortaan aan de vrouw alleen toekomt.
Deze beschikking is gegeven door mr. Bollen, en, in tegenwoordigheid van
mr. Deckers, griffier, in het openbaar uitgesproken op
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.