ECLI:NL:RBZWB:2021:5456

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 mei 2021
Publicatiedatum
29 oktober 2021
Zaaknummer
AWB - 21_454
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake Werkloosheidswet na termijnoverschrijding

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 11 mei 2021, is het beroep van eiseres tegen het besluit van het UWV inzake het niet uitbetalen van een recht op uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres had op 25 januari 2021 digitaal beroep ingesteld tegen het besluit van 11 december 2020, maar de rechtbank constateerde dat het beroep niet binnen de wettelijke termijn was ingediend. De griffier had eiseres eerder gewezen op deze termijnoverschrijding en haar de kans gegeven om de reden hiervoor toe te lichten. Eiseres voerde aan dat zij geestelijke gezondheidsproblemen had en antidepressiva gebruikte, wat haar belemmerde om tijdig te reageren.

De rechtbank oordeelde dat de termijn voor het indienen van het beroepschrift was aangevangen op de dag na verzending van het bestreden besluit en eindigde op 22 januari 2021. Aangezien het beroepschrift pas op 25 januari 2021 was ontvangen, was het niet tijdig ingediend. De rechtbank benadrukte dat termijnen van bezwaar en beroep van openbare orde zijn en dat er slechts in zeer bijzondere omstandigheden van kan worden afgeweken. Eiseres had niet aangetoond dat zij gedurende de gehele beroepstermijn niet in staat was om tijdig een beroepschrift in te dienen of een derde in te schakelen.

De rechtbank concludeerde dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was en besloot de zaak zonder behandeling ter zitting af te doen. De uitspraak werd openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat verzet open, met een termijn van zes weken voor het indienen van een verzetschrift, die aanvangt op de dag na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/454 WW

uitspraak van 11 mei 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [naam woonplaats] , eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Groningen), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft op 25 januari 2021 digitaal beroep ingesteld tegen het besluit van 11 december 2020 (bestreden besluit) van het UWV inzake het niet uitbetalen van een recht op uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW).

Overwegingen

1. In de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is de verplichting opgenomen om het beroepschrift binnen de daarvoor bepaalde termijn in te dienen. De griffier heeft eiseres bij aangetekende brief van 23 februari 2021 erop gewezen dat het beroep niet binnen die termijn is ingesteld en heeft daarbij de gelegenheid geboden de reden van de termijnoverschrijding toe te lichten. Ter verklaring van de termijnoverschrijding heeft eiseres aangevoerd dat het geestelijk niet goed gaat met haar. Eiseres slikt antidepressiva. Door alle bijkomende problemen lukt het haar vaak niet om alles op tijd in te leveren.
2. De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit is gedagtekend 11 december 2020. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat het besluit pas na die datum is verzonden. Het bepaalde in de artikelen 6:7 en 6:8 van de Awb brengt dan mee dat de beroepstermijn is aangevangen op de dag na verzending van het bestreden besluit en is geëindigd op 22 januari 2021.
Artikel 6:9, eerste lid, van de Awb bepaalt dat een beroepschrift tijdig is ingediend als het voor het einde van de termijn is ontvangen. Het beroepschrift is op 25 januari 2021 bij de rechtbank ontvangen en is dus gelet op voornoemd artikel niet tijdig ingediend.
3. Termijnen van bezwaar en beroep zijn van openbare orde, dat wil zeggen dat het fatale termijnen zijn waarvan niet afgeweken kan worden, tenzij de termijnoverschrijding verschoonbaar is in verband met zeer bijzondere omstandigheden.
De rechtbank ziet in de door de eiseres aangevoerde redenen geen aanleiding om niet-
ontvankelijk verklaring met toepassing van artikel 6:11 van de Awb achterwege te laten. Daartoe overweegt de rechtbank dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij gedurende de gehele beroepstermijn niet in staat is geweest om tijdig een (eventueel voorlopig) beroepschrift in te dienen dan wel een derde in te schakelen om dit namens haar te doen. Het had op de weg van eiseres gelegen om bij geestelijke gezondheidsproblemen maatregelen te treffen ter behartiging van haar belangen. Dat eiseres dit heeft nagelaten dient voor haar eigen rekening en risico te blijven.
4. Een en ander leidt tot de slotsom dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank zal de zaak zonder behandeling ter zitting afdoen als hierna vermeld.
5. Bij deze beslissing is in aanmerking genomen het gestelde in de artikelen 6:7, 6:8, eerste lid, 6:9, 6:11 en 8:54, eerste lid, onder b, van de Awb.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van C.A.F. Kalb, griffier, op 11 mei 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden verzet doen bij de rechtbank. De termijn voor het indienen van een verzetschrift bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na de verzending van deze uitspraak.
Artikel 6:7 van de Awb luidt als volgt:
De termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift bedraagt zes weken.
Artikel 6:8, eerste lid, van de Awb luidt als volgt:
De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Artikel 6:9, eerste lid, van de Awb luidt als volgt:
Een bezwaar- of beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
Artikel 6:11 van de Awb luidt als volgt:
Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Artikel 8:54, eerste lid, onder b, van de Awb luidt als volgt:
Totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting van de bestuursrechter te verschijnen, kan de bestuursrechter het onderzoek sluiten, indien de voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.