ECLI:NL:RBZWB:2021:5491

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 oktober 2021
Publicatiedatum
29 oktober 2021
Zaaknummer
C/02/389608 / JE RK 21-1899
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met nadruk op begeleiding en toekomstperspectief

In deze zaak heeft de kinderrechter op 13 oktober 2021 een nadere beschikking gegeven over een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, geboren op 8 maart 2004. De kinderrechter heeft de machtiging verleend voor de periode van 17 oktober 2021 tot 17 december 2021. De zaak betreft de minderjarige die momenteel verblijft in een gesloten instelling en die de wens heeft geuit om bij haar moeder te gaan wonen. De gecertificeerde instelling (GI) heeft echter aangegeven dat het niet verstandig is om de minderjarige direct naar haar moeder te laten gaan, omdat zij dan het zicht op haar verliest. De GI heeft aangegeven dat het belangrijk is dat de minderjarige tijdens haar verblijf in de gesloten instelling de nodige begeleiding en ondersteuning krijgt om haar ontwikkeling te bevorderen.

Tijdens de mondelinge behandeling was de minderjarige telefonisch aanwezig en heeft zij haar mening kunnen geven. De kinderrechter heeft de situatie van de minderjarige beoordeeld en benadrukt dat het van belang is om naar haar wensen te luisteren, maar ook om haar te begeleiden in het proces naar zelfstandigheid. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de GI in gesprek is gegaan met de minderjarige om haar wensen te verkennen en dat er plannen zijn voor het uitbreiden van haar vrijheden en het regelen van passend onderwijs in de omgeving van haar moeder.

De kinderrechter heeft de machtiging voor gesloten jeugdhulp toegewezen, omdat voldaan wordt aan de wettelijke vereisten van de Jeugdwet. De kinderrechter heeft ook benadrukt dat er aandacht moet zijn voor de hulpverlening die nodig is tot en na de achttiende verjaardag van de minderjarige. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/389608 / JE RK 21-1899
Datum uitspraak: 13 oktober 2021

Nadere beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp

in de zaak van

WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING,

hierna te noemen: de voogd en/of de Gecertificeerde Instelling (GI),
gevestigd te Amsterdam,
betreffende

[minderjarige] , geboren op 8 maart 2004 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. I.M. D’Hont, waarnemend voor mr. P.C. Schouten, te Breda.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[minderjarige] , voornoemd.

Het nadere procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van de kinderrechter van 17 september 2021, en alle daarin genoemde stukken;
- de brief van mr. Schouten van 5 oktober 2021, ingekomen bij de griffie op 6 oktober 2021;
- de aanvullende briefrapportage van de GI van 8 oktober 2021, ingekomen bij de griffie op 11 oktober 2021.
Op 13 oktober 2021 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- [minderjarige] (via een telefonische verbinding);
- mr. I.M. D’Hont;
- twee vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling.
Met bijzondere toestemming van de kinderrechter is tevens tijdens de mondelinge behandeling aanwezig een begeleidster van de minderjarige en werkzaam bij [Gesloten instelling] (hierna te noemen: [Gesloten instelling] ).
Daarnaast was een vertegenwoordiger namens de Raad voor de Kinderbescherming tijdens de mondelinge behandeling aanwezig, om de kinderrechter op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) over het verzoek te adviseren.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter geprobeerd met [minderjarige] te bellen, maar zij naam haar telefoon niet op. Tijdens de mondelinge behandeling is nog een keer met [minderjarige] gebeld en nam zij haar telefoon wel op. [minderjarige] heeft daarom niet de gehele mondelinge behandeling bijgewoond, maar heeft wel haar mening kunnen geven en de mondelinge uitspraak – telefonisch – kunnen bijwonen.

De feiten

Bij beschikking van deze rechtbank van 17 mei 2018 is het ouderlijk gezag van mevrouw [de vrouw] en de heer [de man] , die gezamenlijk waren belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] , beëindigd en is de GI benoemd tot voogdes over [minderjarige] .
Bij beschikking van de kinderrechter van 24 mei 2016 is een machtiging gesloten jeugdhulp verleend betreffende [minderjarige] . Daarna is meermalen een (al dan niet voorwaardelijke) machtiging gesloten jeugdhulp verleend.
Bij beschikking van 17 september 2021 is een machtiging gesloten jeugdhulp voor opname ne verblijf van [minderjarige] in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp verleend voor de duur van een maand, met ingang van 17 september 2021 en tot 17 oktober 2021. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden.
[minderjarige] verblijft bij [Gesloten instelling] te [Verblijfplaats] .

Het verzoek

Thans ligt ter beoordeling voor het resterende deel van het verzoek tot verlenen van een machtiging gesloten jeugdhulp ten aanzien van [minderjarige] in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp voor de (resterende) periode van 17 oktober 2021 tot 17 december 2021.

De standpunten

De GI handhaaft het resterende deel van het verzoek. Op de vraag wat [minderjarige] nu graag wil is zij heel duidelijk geweest; namelijk dat ze bij haar moeder wil gaan wonen. De GI vindt het niet verstandig om haar gelijk naar haar moeder te laten gaan, omdat de GI dan het zicht op [minderjarige] kwijt is. De GI voelt zich verantwoordelijk als voogd over [minderjarige] en ziet de meerwaarde ervan in wanneer [minderjarige] tijdens haar verblijf bij [Gesloten instelling] dat laatste zetje meekrijgt tot aan haar achttiende verjaardag. De GI heeft vanuit de wil van [minderjarige] om bij haar moeder te gaan wonen gekeken naar wat haar nog te bieden valt in de korte periode voor haar achttiende verjaardag. Nu wordt met name gekeken naar het uitbreiden van vrijheden. Zo is het de bedoeling om [minderjarige] iedere week voor een langere periode naar haar moeder te laten gaan. De afgelopen periode is [minderjarige] ook gestart met EMDR-therapie. [minderjarige] heeft bij de GI aangegeven dit ook af te willen maken. Daarnaast wil de GI [minderjarige] aanmelden voor een onderwijsinstelling in de omgeving van haar moeder. Om teleurstelling te voorkomen wil de GI bij de onderwijsinstelling aan kunnen tonen dat [minderjarige] een positieve groei heeft laten zien. Deze groei is op dit moment (op papier) nog onvoldoende zichtbaar. [minderjarige] heeft ook kennisgemaakt bij SDW en was hier positief over. De GI hoopt dan ook dat hiermee kan worden doorgegaan, ondanks haar wens om te gaan wonen bij haar moeder. Ook is gesproken over het inzetten van achttienplus maatregelen; onder andere zal mentorschap worden geregeld. De GI zal zich inzetten voor een warme overdracht.
Namens [Gesloten instelling] wordt verder nog ter aanvulling naar voren gebracht dat het vooral van belang is dat [minderjarige] een plek vindt met de juiste mensen om haar heen. Het is voor [minderjarige] belangrijk dat ze en klik heeft met de personen naast haar, anders zal ze niet mee willen werken. Verder houdt [minderjarige] zich aan afspraken met betrekking tot haar vrijheden en vraagt om hulp bij haar huiswerk wat ze krijgt vanuit haar dagbesteding. Ze gaat op dit moment van vrijdagochtend tot en met zondagavond naar haar moeder. Het volgen van onderwijs houdt [minderjarige] geen hele week vol, omdat ze het best moeilijk vindt. [minderjarige] wil eigenlijk het liefst werken en geld sparen.
Namens [minderjarige] verzoekt de advocaat het resterende deel van het verzoek af te wijzen.
[minderjarige] vertelt tijdens de mondelinge behandeling dat het goed met haar gaat. Ze wil bij haar moeder gaan wonen en werk vinden. [minderjarige] noemt dat ze op dit moment niet echt school heeft, maar wel dagbesteding. Ze krijgt ook huiswerk mee. [minderjarige] geeft aan school niet nodig te hebben want haar moeder kan haar alles leren wat ze nodig heeft. Ook vindt ze het niet meer nodig om verder te gaan met EMDR-therapie.
De Raad benadrukt het belang van duidelijkheid creëren voor [minderjarige] , omdat dit de meeste kans van slagen met zich meebrengt. Daarom is het belangrijk dat voor [minderjarige] zo snel mogelijk passend onderwijs geregeld wordt in de omgeving van haar moeder. Omdat er zeer beperkt aanbod is voor [minderjarige] is het volgens de Raad van belang dat ze niet via de reguliere schriftelijke wijze wordt aangemeld, maar mondeling. Dit geeft de grootste kans van slagen. Verder geeft de Raad aan dat ook gekeken moet worden naar achttienplus hulp voor [minderjarige] , maar dat dit pas kan worden gerealiseerd wanneer zij daadwerkelijk achttien is omdat de gemeente dit eerder niet zal financieren.

De beoordeling

De kinderrechter zal het restant van het verzoek van de GI om een machtiging gesloten jeugdhulp te verlenen toewijzen. Dit houdt in dat de machtiging nog tot 17 december 2021 geldig is. Dit doet hij omdat nog steeds voldaan wordt aan de wettelijke vereisten zoals genoemd in artikel 6.1.2, lid 2 Jeugdwet. De kinderrechter vindt het goed om te zien dat de GI in gesprek met [minderjarige] is gegaan om duidelijk te krijgen wat zij wil dat gaat gebeuren. [minderjarige] heeft zowel aan de GI als de kinderrechter vertelt dat zij graag weer wil gaan wonen bij haar moeder. De kinderrechter vindt het belangrijk dat hier naar geluisterd wordt, maar wil wel dat [minderjarige] hierin door de GI wordt begeleid. De GI heeft ook laten zien dit op een verstandige manier te willen doen gelet op de problematiek die bij [minderjarige] speelt. Daarom wil de kinderrechter dat de situatie zoals deze nu is, waarbij [minderjarige] woont bij [Gesloten instelling] en bij haar moeder op vaste dagen logeert, voortgezet wordt. Zij kan dan oefenen met vrijheden en deze vanuit een gestructureerde setting opbouwen. Wanneer de ruimte er is om [minderjarige] meer vrijheden te geven moet hier ook serieus naar gekeken worden. Daarbij mag niet uit het oog worden verloren dat [minderjarige] structuur en duidelijkheid nodig heeft.
De kinderrechter vindt het ook belangrijk dat gekeken wordt naar welke hulpverlening nog ingezet kan worden tot aan [minderjarige] achttiende verjaardag, maar ook welke hulpverlening na haar achttiende nodig is. De omstandigheid dat die hulp pas vanaf haar achttiende levensjaar door de gemeente zal kunnen worden gefinancierd maakt niet dat over die hulp op voorhand geen overleg kan worden gevoerd en afspraken kunnen worden gemaakt. Een vaste vertrouwenspersoon voor [minderjarige] kan hierin een belangrijke rol spelen en het is aan de GI om hier actief naar op zoek te gaan. Daarnaast vindt de kinderrechter het belangrijk dat de GI zo snel mogelijk contact zoekt met de beoogde onderwijsinstelling en met hen – samen met [minderjarige] – in gesprek gaat over de mogelijkheden om onderwijs te volgen. [minderjarige] moet in dit proces betrokken worden; bijvoorbeeld door het zelf bezoeken van de onderwijsinstelling. Eerder heeft [minderjarige] aangegeven en is namens haar bepleit dat zij het erg belangrijk vindt om naar school te kunnen gaan en het is daarom van belang dat de GI tot het uiterste gaat om hierin (alsnog) iets voor haar te kunnen betekenen.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
verleent een machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 17 oktober 2021 en tot 17 december 2021.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2021 door mr. B.J. Duinhof, kinderrechter, in tegenwoordigheid van E.C. Cornelisse, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 27 oktober 2021.
(EC)
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.