ECLI:NL:RBZWB:2021:553
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake bijstandsuitkering
Op 8 februari 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker een voorlopige voorziening vroeg na de afwijzing van zijn aanvraag voor een bijstandsuitkering door Werkplein Hart van West-Brabant. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 24 december 2020, waarin zijn aanvraag werd afgewezen wegens onvoldoende informatie om bijstandbehoevendheid vast te stellen. Tijdens de zitting, die via Skype plaatsvond, heeft verzoeker zijn situatie toegelicht, waarbij hij aangaf dat hij sinds 2016 in Spanje had gewoond en pas recentelijk terug in Nederland was. Hij stelde dat hij in zijn levensonderhoud had voorzien door werkzaamheden voor [naam bedrijf] en dat hij niet in staat was om de gevraagde gegevens te overleggen omdat hij geen vaste woonplaats had.
De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker onvoldoende inzicht had gegeven in zijn financiële situatie, met name over de periode na 1 januari 2020. Hoewel verzoeker in 2019 inkomsten had, was het onduidelijk hoe hij in 2020 had geleefd. De rechter benadrukte dat de bewijslast bij de aanvrager ligt en dat het ontbreken van cruciale informatie leidt tot de afwijzing van de aanvraag. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de opmerking dat verzoeker enige ruimte moet krijgen om zijn situatie te stabiliseren en dat hij in afwachting van de beslissing op bezwaar kost en inwoning heeft bij een vriendin.
De uitspraak werd openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.