In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 november 2021 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende vervangende toestemming voor de inschrijving van minderjarige kinderen op een basisschool in België. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. T.H.J. van Beek, verzocht om toestemming om haar kinderen in te laten schrijven op een school in Baarle-Hertog, terwijl de man, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.P.M. Hendrikx-Heeren, verzocht om wijziging van de zorgregeling. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 25 oktober 2021, waarbij beide partijen aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen hun hoofdverblijf bij de vrouw hebben en dat er een gelijkwaardige zorgregeling is. De vrouw heeft aangevoerd dat de huidige zorgregeling haar en de kinderen belemmert in hun sociale leven, terwijl de man betoogde dat de kinderen goed functioneren op hun huidige school in Rijsbergen en dat een wijziging van school niet in hun belang zou zijn. De Raad voor de Kinderbescherming heeft eveneens geadviseerd om de kinderen op hun huidige school te laten.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzoeken van de vrouw om vervangende toestemming voor inschrijving op de school in België en de wijziging van de zorgregeling niet in het belang van de kinderen zijn. De rechtbank heeft de verzoeken afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. Struijs, in tegenwoordigheid van mr. Reijerse, de griffier.