ECLI:NL:RBZWB:2021:5544
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep tegen UWV-besluit over Ziektewetuitkering
In deze zaak heeft verzoeker beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 16 juni 2020, dat betrekking had op zijn aanspraak op een uitkering op grond van de Ziektewet. Na een wijziging van het bestreden besluit op 4 augustus 2021, waarin het UWV het bezwaar van verzoeker gegrond verklaarde, heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken. Hij verzocht de rechtbank om het UWV te veroordelen in de proceskosten. Het UWV heeft geen bezwaar gemaakt tegen dit verzoek.
De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De rechtbank overwoog dat, volgens artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen.
De rechtbank concludeerde dat het UWV aan verzoeker tegemoet was gekomen en heeft het UWV veroordeeld tot betaling van de proceskosten, vastgesteld op € 748,00 voor de door een derde verleende rechtsbijstand. Daarnaast merkte de rechtbank op dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 48,00 aan verzoeker dient te vergoeden, maar dat hiervoor geen aparte veroordeling nodig was. De uitspraak werd gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande en openbaar gemaakt op 2 november 2021.