Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
- het tussenvonnis van 3 februari 2021 en de daarin genoemde processtukken;
- de brief van 10 september 2021 met producties 42 t/m 56 van [eiseres] .
2.De feiten
- tintelende vingers (beide handen);
- rechterarm geeft een ‘slapend en tintelend gevoel’;
- rond de linkerelleboog ervaart betrokkene zenuwpijn;
- krachtverlies in met name de rechter (dominante) hand;
- geheugen- en concentratieproblematiek;
- hoofdpijn aan de achterzijde van het hoofd (het voelt alsof zij een ‘te strakke badmuts’ draagt);
- nekklachten;
- verminderd zicht;
- mentaal veel moeite met het feit dat zij heel abrupt tot stilstand is gekomen;
- vermoeidheid.
- (…)
1.DE SITUATIE MET ONGEVAL
1.De situatie met ongeval
(…)
3.Overig
a. Heeft u naar aanleiding van uw bevindingen nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor het verdere verloop van deze zaak?
3.Het geschil
4.De beoordeling
“(…) Patiënte heeft nu vooral last van geheugenklachten, die wisselend van aard zijn. (…) Ik heb met patiënte besproken dat ik toch weer denk aan SOLK-klachten en een SOLK-traject. (…)”Uit de samenvatting van [naam neuroloog] komt naar het oordeel van de rechtbank een beeld naar voren van een consistent en samenhangend klachtenpatroon. [naam neuroloog] constateert dat de huidige anamnese van pijnklachten en mentale klachten grotendeels overeenstemt met anamneses bij eerdere beoordelingen (beantwoording van vraag 1d). Ook [naam klinisch neuropsycholoog] constateert wat betreft de neuropsychologische klachten tot consistentie. [naam neuroloog] stelt dat er als gevolg van beide ongevallen sprake is geweest van een licht- traumatisch schedelhersenletsel. Hij concludeert dat het huidige klachtenpatroon van [eiseres] goed kan passen bij een whiplash associated disorder graad I (“WAD I”). [naam klinisch neuropsycholoog] concludeert dat de gevonden cognitieve stoornissen in samenhang met het beperkte energieniveau het best passend zijn bij een post-commotioneel beeld. Dat beide deskundigen uitgaan van een andere diagnose, doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de plausibiliteit en objectivering van de klachten. Juist nu het gaat om de beoordeling van moeilijk te objectiveren klachten, waarvoor een medisch neurologisch substraat ontbreekt, is niet doorslaggevend of de behandelaars de klachten hebben benoemd op een wijze die exact aan de diagnostische criteria voldoet, maar of het bestaan van de klachten kan worden aangetoond. Daar is naar het oordeel van de rechtbank sprake van.
interfereren met het uitvoeren van activiteiten van het dagelijkse leven, de loonvormende arbeid en het uitoefenen van hobby’s, bezigheden in recreatieve sfeer en zelfwerkzaamheid’. Echter, hieruit volgt geenszins dat de
concretecognitieve klachten die [eiseres] ervaart, veroorzaakt worden door migraine en dat komt de rechtbank ook niet aannemelijk voor. Voor de hoofdpijnklachten geeft [naam neuroloog] als differentiaaldiagnose ‘tension-type headache’. Ook hiervoor geldt dat de onderbouwing dat de concrete klachten van [eiseres] daaruit voortvloeien, ontbreekt. De rechtbank is met Allianz en Univé van oordeel dat [eiseres] voorafgaand aan het eerste ongeval een zeer actief leven leidde, maar nergens blijkt van aanwijzingen dat die levensstijl tot gezondheidsklachten leidde.
2.163,00(3,0 punt × tarief € 721,00)