ECLI:NL:RBZWB:2021:556

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 februari 2021
Publicatiedatum
12 februari 2021
Zaaknummer
AWB- 20_218
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking wapenverlof van bestuurslid schietsportvereniging wegens overtredingen wet wapens en munitie

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, bestuurslid van een schietsportvereniging, en de minister van Justitie en Veiligheid. De minister had op 23 april 2019 het wapenverlof van de eiser ingetrokken, omdat er ernstige twijfels bestonden over de betrouwbaarheid van de eiser in het omgaan met wapens en munitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de korpschef op basis van een onderzoek naar de schietsportvereniging en de betrokkenheid van eiser bij deze vereniging, terecht tot intrekking van het wapenverlof is overgegaan. De rechtbank heeft verschillende overtredingen van de Wet wapens en munitie (Wwm) vastgesteld, waaronder vermenging van commerciële belangen, onbevoegd voorhanden hebben van munitie, en het niet bijhouden van verplichte registers. Eiser heeft tegen deze besluiten beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de minister terecht het bezwaar ongegrond heeft verklaard. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder het beroep op het gelijkheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel, verworpen. De rechtbank concludeert dat de veiligheid van de samenleving voorop staat en dat de persoonlijke belangen van eiser niet opwegen tegen dit algemene belang. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Bergen op Zoom
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/218 WET

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 februari 2021 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser

gemachtigde: mr. R.M.M. Jacobs,
en

de minister van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 23 april 2019 (primaire besluit) heeft de korpschef het wapenverlof van eiser op grond van artikel 7, tweede lid, aanhef en onder b, c en e van de Wet wapens en munitie (Wwm) ingetrokken.
Tegen dit besluit heeft eiser administratief beroep ingesteld.
In het besluit van 5 december 2019 (bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

De minister heeft een verweerschrift ingediend.

Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 21 januari 2021.
Hierbij waren aanwezig eiser en zijn gemachtigde en mr. F.H. Kamminga, namens de minister van Justitie en Veiligheid.
Het beroep is gelijktijdig behandeld met de procedures met zaaknummers BRE 20/216 WET, BRE 20/217 WET, BRE 20/219 WET en BRE 20/221 WET.

Overwegingen

1. Eiser was bestuurslid van de schietsportvereniging [naam schietsportvereniging] (hierna: de schietvereniging).
Door de korpschef is onderzoek gedaan naar deze schietvereniging. De uitkomsten daarvan zijn neergelegd in een proces-verbaal van 15 juli 2019.
Bij besluit van 23 april 2019 heeft de korpschef het wapenverlof van eiser ingetrokken. Aan de intrekking is ten grondslag gelegd dat eiser het onder zich hebben van wapens of munitie niet langer kan worden toevertrouwd. De korpschef heeft daarvoor de volgende argumenten gegeven:
1. er is sprake van vermenging van commerciële belangen tussen Wapenhandel [naam bedrijf wapenhandel] (hierna: de wapenhandel) en de schietvereniging;
2. er is onbevoegd munitie voorhanden gehad;
3. de verplichte registers zijn door de schietvereniging niet bijgehouden;
4. er was sprake van onbevoegde uitgifte van verenigingswapens en munitie door de schietvereniging;
5. er was sprake van niet verantwoorde munitie-overdrachten door de schietvereniging;
6. er zijn valse verklaringen afgelegd op het WM3-formulier;
7. er is sprake van het valselijk aftekenen van schietbeurten.
De korpschef meent dat eiser als bestuurslid van de schietvereniging bestuurlijk verantwoordelijk is.
Op 3 juni 2019 heeft eiser administratief beroep ingesteld bij de minister tegen het besluit van 23 april 2019 van de korpschef.
Bij het thans bestreden besluit heeft de minister het primaire besluit gehandhaafd.
2. Tussen partijen is in geschil of terecht tot intrekking van het wapenverlof is overgegaan.
3. Eiser kan zich met het bestreden besluit niet verenigen. De beroepsgronden zijn in rechtsoverweging 5 weergegeven.
4. Het relevante wettelijk kader is als bijlage bij deze uitspraak gevoegd.
5.1.
Formele grieven
De rechtbank ziet zich allereerst gesteld voor een aantal door eiser aangevoerde formele grieven.
De rechtbank ziet geen aanleiding om het bestreden besluit te vernietigen nu deze niet van een datumstempel is voorzien. Uit de door de minister aan de rechtbank overgelegde stukken blijkt dat het bestreden besluit wel is voorzien van een datumstempel. Daarnaast is, als het bestreden besluit niet gedateerd is verzonden, niet gebleken dat eiser in zijn belangen is geschaad, nu hij tijdig beroep heeft ingesteld.
Ook volgt de rechtbank de beroepsgrond dat geen sprake is geweest van hoor- en wederhoor niet, nu eiser de gelegenheid heeft gehad om zijn zienswijze naar voren te brengen en hij in de fase van administratief beroep is gehoord.
Eiser heeft voorts gesteld dat niet van de juistheid van het proces-verbaal kan worden uitgegaan en dat sprake is van vooringenomenheid dan wel van tunnelvisie. De rechtbank is niet gebleken dat getwijfeld moet worden aan de juistheid van het proces-verbaal, hetgeen op ambtseed respectievelijk ambtsbelofte is opgemaakt. Hetgeen door eiser daarover is gesteld, maakt dit niet anders. Ook van vooringenomenheid dan wel tunnelvisie is de rechtbank niet gebleken.
5.2.
Vermenging van commerciële belangen tussen Wapenhandel [naam bedrijf wapenhandel] en [naam schietsportvereniging]
Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van vermenging van commerciële belangen tussen de Wapenhandel en de schietvereniging. In de bestuursvergadering van 12 november 2014 is besloten dat de heren [naam betrokkenen 1] en [naam betrokkenen 2] als bestuursleden zouden aftreden en als adviseurs zouden gaan fungeren. De adviseurs hadden geen stem tijdens de bestuursvergadering. De vereniging heeft geen commercieel belang. Het is logisch dat de Wapenhandel wapens en munitie heeft verkocht aan de schietvereniging. Deze gang van zaken is al tientallen jaren hetzelfde en nu redeneert de politie dan wel de minister ineens anders.
De rechtbank overweegt dat uit de Circulaire wapens en munitie 2018 (Cwm) volgt dat binnen een schietvereniging geen vermenging van commerciële belangen direct gelieerd aan de schietsport en de vereniging mag plaatsvinden. Dat betekent dat de beheerders van de erkenning voor de Wapenhandel geen bestuursfunctie mogen bekleden binnen de schietvereniging. Eiser was hiervan op de hoogte. Hij was bestuurslid van de schietvereniging ten tijde van de eerste certificering KNSA. Zowel de penningmeester als de secretaris hebben zich destijds laten uitschrijven in verband met schijn van belangenverstrengeling.
Uit het proces-verbaal blijkt echter voldoende dat de heren [naam betrokkenen 1] en [naam betrokkenen 2] na hun aftreden als bestuursleden feitelijk nog steeds taken, behorend bij de rol als penningmeester dan wel secretaris verrichtten. Met het formeel aftreden als bestuursleden is de belangenverstrengeling dan ook niet beëindigd. Dat zij niet meer bevoegd waren om de vereniging te vertegenwoordigen, maar dat de voorzitter in alle gevallen de vereniging vertegenwoordigde, maakt dat niet anders.
Op basis van uit het onderzoek gebleken gegevens kan worden geconcludeerd dat sprake is van vermenging van commerciële belangen tussen de wapenhandel en de schietvereniging. Omdat eiser destijds bestuurslid van de schietvereniging was en hiervan op de hoogte was, kan dit ook eiser worden tegengeworpen.
5.3.
Het onbevoegd voorhanden hebben van munitie
Voorts is door de minister gesteld dat door de Wapenhandel aan de schietvereniging munitie is verkocht, welke de vereniging niet voorhanden mocht hebben. Het gaat om munitie van het kaliber 9 mm.
Eiser heeft hieromtrent gesteld dat de munitie is gebruikt op de schietbaan om aspirantleden / kopers de gelegenheid te geven om er mee schieten. Dit is gebeurd volgens de regels. De munitie is strikt genomen nimmer in handen geweest of in de voorraad van de SV. Ter zitting is hieraan toegevoegd dat deze munitie, abusievelijk, op het verkeerde verlofnummer is geboekt. Het feitelijk beheer en controle is nooit uit handen gegeven.
Ter onderbouwing van dit standpunt heeft eiser een viertal verklaringen overgelegd, waarin de ondergetekenden hebben bevestigd dat zij in het bijzijn van [naam betrokkenen 2] dan wel [naam betrokkenen 1] hebben proefgeschoten op de schietbaan van de schietvereniging.
De rechtbank overweegt dat deze overgelegde verklaringen weliswaar de verklaring van eiser bevestigt dat het grootste deel van de kogelpatronen is gebruikt op de schietbaan om proef te schieten, maar dat neemt niet weg dat deze overdracht niet correct in de administratie is verantwoord. Ter zitting is door eiser gesteld dat deze abusievelijk op het verkeerde verlofnummer zijn geboekt. Wat hier ook van zij, van een schietvereniging en een wapenhandel mag worden verwacht dat zij het gebruik van munitie op een juiste wijze verantwoordt, zodat altijd is te achterhalen wat met bepaalde munitie is gebeurd. Uit de registers blijkt nu dat deze munitie is overgedragen aan de schietvereniging, welke niet bevoegd was om deze munitie voorhanden te hebben.
Op grond van het vorenstaande is door de minister terecht gesteld dat sprake is van overtreding van artikel 31, eerste lid, van de Wwm en artikel 12 Regeling wapens en munitie (Rwm).
5.4
Niet bijhouden van de verplichte registers door de schietvereniging
Volgens de minister is niet voldaan aan artikel 43b, derde lid, van de Rwm omdat uit controle is gebleken dat de registers, met uitzondering van het presentieregister, niet overeenkomstig het vastgestelde model zijn opgesteld. De registers zijn ook met regelmaat onvolledig en onleesbaar ingevuld.
Eiser kan zich hiermee niet verenigen en stelt dat geen sprake is van het niet bijhouden van de registers, maar dat de politie niet in staat was ze uit te lezen. De politie had kunnen informeren om duidelijkheid te krijgen. De gegevens zijn niet opzettelijk misleidend. Een gepaste sanctie zou zijn om onleesbare namen en incorrect ingevulde schietbeurten niet mee te tellen. Het presentieregister wordt door de kantinemedewerker opgehangen en deze staat als eerste op de lijst. Er blijven nooit lijsten achter op de vereniging.
De verplichting tot het invullen van de registers is wettelijk bepaald. Uit het proces-verbaal blijkt dat de registers niet conform de modellen van het KNSA waren, waardoor bepaalde gegevens niet zijn opgenomen. Daarnaast zijn de registers vaak onleesbaar ingevuld. Het is de verantwoordelijkheid van de schietvereniging en daarmee van eiser als bestuurslid om er zorg voor te dragen dat de registers alle informatie bevatten en duidelijk leesbaar zijn, zodat een controle daarop kan plaatsvinden.
5.5.
Onbevoegde uitgifte van verenigingswapens en munitie binnen de schietvereniging
De minister heeft zich op het standpunt gesteld dat de wapens van de vereniging zijn uitgegeven door personen die niet in het bezit zijn van een verenigingsverlof. Er is sprake van strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wwm. Daarnaast is niet alle munitie verantwoord.
Eiser heeft hieromtrent gesteld dat het verenigingsverlof 9 à 10 keer per jaar wordt gebruikt voor leden die nog geen verlof voorhanden hebben. Op de lijsten staat wel degelijk aan wie is verkocht, leden of aspirant leden. Hagelpatronen worden apart genoteerd op de kleiduivenlijst. Één van de dames, die uitgifte en inname verrichtte, heeft een BE verlof. Er waren twee verenigingsverlofhouders [naam verenigingsverlofhouder 1] en [naam verenigingsverlofhouder 2] .
De rechtbank overweegt dat uit het proces-verbaal blijkt dat volgens het wapen- als het munitie-uitgifteregister wapens en munitie voornamelijk werden uitgegeven door personen die niet in het bezit zijn van verenigingsverlof. De namen van de personen die in bezit zijn van een verenigingsverlof staan zelden op desbetreffende uitgifteregisters. Hetgeen door eiser hieromtrent naar voren is gebracht, maakt dit niet naders. De stelling dat één van de dames wel een wapenverlof heeft, is op generlei wijze door eiser onderbouwd.
5.6.
Niet verantwoorde munitieoverdrachten door de schietvereniging
Voorts heeft de minister zich op het standpunt gesteld dat niet alle munitie door de schietvereniging is verantwoord. De schietvereniging is verplicht een munitie-uitgifte register bij te houden. Er is volgens de minister sprake van strijd met artikel 43b, derde lid, van de Rwm
Volgens eiser is deze stelling van de minister onvoldoende onderbouwd. Hij stelt dat de munitie als prijs werd verstrekt bij wedstrijden.
De rechtbank overweegt hieromtrent dat door het slecht leesbaar en onvolledig invullen van het register het onmogelijk is om inzichtelijk te krijgen hoe de hoeveelheden ingekochte en verkochte hoeveelheden munitie zich precies tot elkaar verhouden. Duidelijk is wel dat het niet in overeenstemming is en dat een groot aantal patronen niet is verantwoord. Het is de verantwoordelijkheid van een schietvereniging om te kunnen verantwoorden waar de ingekochte patronen zijn gebleven. In dit geval is dat niet voldoende duidelijk en daarom is er sprake van strijd met artikel 43b, derde lid, van de Rwm.
Eiser is hiervoor als bestuurslid van de schietvereniging verantwoordelijk.
5.7.
De rechtbank is van oordeel dat hetgeen hiervoor is overwogen al voldoende is om tot intrekking van het wapenverlof over te gaan. Gelet op hetgeen is overwogen in rechtsoverweging 5.2 tot en met 5.6 is de rechtbank met de minister van oordeel dat in dit geval het geven van slechts een waarschuwing niet in de rede lag. De overige in het bestreden besluit genoemde argumenten en de beroepsgronden van eiser daartegen, behoeven dan ook geen bespreking.
6.
Materiële gronden
Eiser heeft voorts een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel. Hij stelt dat binnen een andere schietvereniging ook een wapenhandelaar in het bestuur zit. Ter zitting is gesteld dat de minister hiermee niet bekend is. Deze beroepsgrond is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd en faalt derhalve.
Ten aanzien van het beroep op het vertrouwensbeginsel overweegt de rechtbank dat de situatie dat iets altijd op een bepaalde manier werd gedaan niet betekent dat het goed is en dat bij een controle niet zou worden opgetreden. Het beroep faalt.
Tot slot overweegt de rechtbank dat de van toepassing zijnde regelgeving is ter bescherming van de veiligheid van de samenleving. Op basis van het onderzoek kan worden geconcludeerd dat er voldoende aanwijzingen zijn dat de wapens en munitie niet aan eiser kunnen worden toevertrouwd. Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ECLI:NL:RVS:2018:2440) blijkt dat geringe twijfel voldoende is om tot intrekking over te gaan. Hoewel de persoonlijke belangen van eiser groot zijn, wegen deze niet op tegen het algemene belang van de veiligheid in de samenleving.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M. Zandbergen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Wettelijk kader:

Wet wapens en munitie
Artikel 7, tweede lid, van de Wwm
De in deze wet genoemde erkenningen, consenten, vergunningen, verloven en ontheffingen kunnen, onverminderd de bijzondere gronden tot wijziging of intrekking daarvan en onverminderd verordening (EU) nr. 258/2012, door het bestuursorgaan dat deze heeft verleend of door Onze Minister worden gewijzigd of ingetrokken:
a. indien onjuiste gegevens zijn verstrekt die hebben geleid tot de verlening daarvan;
b. indien er aanwijzingen zijn dat aan de houder daarvan het onder zich hebben van wapens of munitie niet langer kan worden toevertrouwd;
c. in geval van misbruik daarvan dan wel van wapens of munitie;
d. indien niet meer wordt voldaan aan de vereisten voor de verlening daarvan;
e. bij niet inachtneming van een daaraan verbonden beperking of voorschrift; of
f. wanneer daartoe dringende, aan het algemeen belang ontleende, redenen bestaan.
Artikel 12 van de Wwm
Een erkenning kan worden ingetrokken:
a. bij niet inachtneming van de op grond van artikel 42 vastgestelde regels;
b. indien er aanwijzingen zijn dat aan de beheerder het onder zich hebben van wapens of munitie niet langer kan worden toevertrouwd; of
c. indien de houder van de erkenning gedurende ten minste een jaar de handelingen waarop de erkenning betrekking heeft, niet heeft verricht.
Artikel 14, eerste lid, van de Wwm
Het is verboden zonder consent een wapen of munitie van de categorieën II en III te doen binnenkomen of te doen uitgaan, alsmede om de bij binnenkomst aangegeven bestemming van zulke wapens of munitie zonder consent te wijzigen.
Artikel 26 van de Wwm
1. Het is verboden een wapen of munitie van de categorieën II en III voorhanden te hebben.
2 Het eerste lid is niet van toepassing op personen die houder zijn van:
a. een verlof als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de wet, voor zover dit verlof reikt; of
b. een jachtakte als bedoeld in de Wet natuurbescherming, voor wat betreft voor de jacht en beheer en schadebestrijding bestemde wapens en munitie van categorie III, die in de jachtakte zijn omschreven.
Artikel 31 van de Wwm
1. Het is verboden een wapen of munitie van de categorieën II en III over te dragen.
2. Het eerste lid is niet van toepassing op het overdragen aan personen die gerechtigd zijn het wapen of de munitie voorhanden te hebben.
Regeling wet wapens en munitie
Artikel 43b, derde lid, van de Rwm
De schietvereniging houdt een presentieregister, een wapenuitgifteregister, een munitie-uitgifteregister en een introducé-register bij, overeenkomstig een door de Minister vastgesteld model.
Circulaire wapens en munitie 2018
Onderdeel B/1.2 van de Cwm
Wapens en munitie vormen een potentieel ernstige bedreiging voor de veiligheid in de samenleving indien zij in handen komen van personen die onvoldoende betrouwbaar zijn om wapens en munitie voorhanden te hebben. Derhalve wordt er een restrictief beleid gevoerd waar het de toepassing van het criterium ‘geen vrees voor misbruik’ betreft.
Degene aan wie een vergunning wordt verleend voor het voorhanden hebben van wapens en/of munitie komt in een bijzondere positie te verkeren ten opzichte van zijn medeburgers, voor wie immers het algemene wettelijke verbod geldt om wapens of munitie voorhanden te hebben. Die positie brengt met zich mee dat van de vergunninghouder stipte naleving van de (wapen)wettelijke voorschriften moet kunnen worden verlangd en dat van hem tevens wordt verwacht dat hij zich onthoudt van overtredingen die kunnen worden beschouwd als een (ernstige) aantasting van de rechtsorde.
Het weigeren dan wel intrekken van een verlof is uitdrukkelijk geen strafrechtelijke sanctie, maar is een maatregel ter bescherming van de veiligheid in de samenleving. Tegen de achtergrond van het eerdergenoemde maatschappelijke belang, is daarom reeds geringe twijfel aan het verantwoord zijn van de te maken (of gemaakte) uitzondering – ook naar de vaste jurisprudentie van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State – voldoende reden om een verlof niet te verlenen respectievelijk in te trekken. Het spreekt voor zich dat die twijfel gebaseerd moet zijn op een objectief toetsbare motivering (zie hierna).
Voor de beoordeling van de vraag of in een bepaald geval vrees voor misbruik bestaat worden in dit onderdeel een aantal concrete criteria gegeven. De korpschef zal aan de hand van deze criteria in elk geval afzonderlijk moeten bezien of er sprake is van ‘vrees voor misbruik’.
Bij het onderzoek in verband met de vraag of er vrees voor misbruik bestaat kan gebruik worden gemaakt van informatie afkomstig uit de registers van de justitiële documentatie en van andere, politiële informatie, die afkomstig kan zijn uit verschillende bronnen.
Bij dergelijk onderzoek kan blijken van:
veroordelingen en andere rechterlijke uitspraken;
andere omtrent de aanvrager bekende feiten.
Onderdeel B/2.1 van de Cwm
De KNSA of de KNTS toetst een vereniging ter certificering aan de volgende voorwaarden:
Binnen de vereniging is geen sprake van vermenging van commerciële belangen direct gelieerd aan de schietsport en de vereniging.
Onderdeel B/2.2.2. van de Cwm
Verenigingswapens zijn ervoor bestemd om de leden van de vereniging, die niet over een (geschikt) eigen vuurwapen beschikken, in staat te stellen de desbetreffende tak van schietsport te beoefenen. De op het verenigingsverlof vermelde beheerders mogen daartoe de verenigingswapens ter hand stellen aan andere leden, die onder toezicht van die beheerders en binnen de eigen verenigingsaccommodatie, de schietsport beoefenen.
Voor het gebruik van verenigings- en privéwapens mag de vereniging munitie aan haar leden ter beschikking stellen. De vereniging mag alleen die munitie aan haar leden ter beschikking stellen die de vereniging zelf krachtens het verenigingsverlof voorhanden mag hebben.
Bij de uitgifte en het gebruik van verenigingswapens en munitie dienen, met het oog op het voorkomen van gevaar voor de openbare orde of veiligheid, de volgende voorschriften in acht genomen. Deze voorschriften worden ook in het verenigingsverlof opgenomen:
a. Het gebruik van de op het verenigingsverlof vermelde verenigingsvuurwapens is uitsluitend toegestaan aan:
•(aspirant) leden van een schietvereniging met een KNSA-licentie, (aspirant) leden van een schietvereniging met KNTS-licentie of leden van een door de KNSA gecertificeerde schietvereniging of introducés, conform de regeling voor promotieactiviteiten en introducés (zie B 2.2.5.).
•leden van de traditionele schietverenigingen zonder wapen die geen KNTS-licentie hebben. Deze leden mogen ten hoogste drie keer per jaar gebruik maken van de verenigingswapens of de wapens van leden van de vereniging, voor het schieten tijdens het koning/keizerschieten, het gemeentelijk koningschieten en het koning/keizerschieten tijdens gildedagen en landjuwelen. In alle andere gevallen, bijvoorbeeld bij het schieten tijdens oefenavonden, in wedstrijdverband en bij schietwedstrijden tijdens gildedagen, dient men in het bezit te zijn van een licentie van de KNTS of KNSA om gebruik te mogen maken van de verenigingswapens.
b. De schietvereniging dient een wapenuitgifteregister bij te houden conform het model van de KNSA; of - voor verenigingen die niet zijn aangesloten bij de KNSA het model opgenomen in bijlage C4. De bij de KNTS aangesloten verenigingen dienen gebruik te maken van het door de KNTS vastgestelde model.
c. De schietvereniging dient een munitie-uitgifteregister bij te houden conform het model van de KNSA; of – voor verenigingen die niet zijn aangesloten bij de KNSA – het model opgenomen in bijlage C6. De bij de KNTS aangesloten verenigingen dienen gebruik te maken van het door de KNTS vastgestelde model.
d. De beheerder dient er op toe te zien dat het verenigingswapen door het (aspirant) lid, na afloop van diens oefening of wedstrijd, zo spoedig mogelijk aan hem wordt teruggegeven.
e. Het gebruik van de aan leden verstrekte munitie geschiedt, voor zover het gaat om leden die geen privé-verlof hebben tot het voorhanden hebben van die munitie, onder toezicht van de beheerder. Dit toezicht is zodanig georganiseerd dat het niet mogelijk is dat het lid de eventueel niet verschoten munitie meeneemt buiten de schietaccommodatie. De eventueel niet verschoten munitie dient na afloop van de oefening of wedstrijd bij de beheerder in bewaring te worden gegeven die het opbergt in de daarvoor bestemde bergplaats.
f. Aan leden die korter dan één jaar volwaardig lid zijn van een schietvereniging, mogen alleen de op het verenigingsverlof vermelde verenigingsvuurwapens18 worden uitgeleend die geschikt zijn voor de Olympische disciplines, de disciplines van de International Sport Shooting Federation en de disciplines van de Muzzle Loaders Association International Committee, zoals gereglementeerd door de KNSA. Aan leden van de bij de KNTS aangesloten vereniging die korter dan één jaar volwaardig lid zijn mogen de bij die vereniging voor het traditioneel schieten in gebruik zijnde verenigingswapens of bij die vereniging in gebruik zijnde privé vuurwapens worden uitgeleend.
Onderdeel B/2.4.2 van de Cwm
Bij het aanvragen van een nieuw verlof dan wel bij de aanvraag tot verlenging van een bestaand verlof dient de aanvrager, aan te tonen dat hij in de 12 maanden voorafgaande aan de aanvraag minimaal 18 schietbeurten bij een gecertificeerde schietsportvereniging met een vuurwapen heeft verricht. De verlofhouder toont hiermee aan dat hij de schietsport beoefent (redelijk belang) en zijn vaardigheid in de omgang met wapens op peil tracht te houden.
Hierbij gaat het om het totaal aantal door de verlofhouder in de voorafgaande 12 maanden verrichte schietbeurten. Hoe de schietbeurten over deze periode zijn verdeeld, en met welk vuurwapen waarvoor het verlof geldt is geschoten, is hierbij niet van belang.
De aanvrager dient hiertoe een op naam gesteld en door het bestuur van de schietvereniging gewaarmerkt schietregister te overleggen, waarin aantekening is gedaan van de schietoefeningen waaraan de aanvrager heeft deel genomen. De aantekening dient te vermelden:
a.de datum;
b. het naamstempel van de vereniging/schietbaan waar de oefening of wedstrijd is geschoten;
c. de naam en de handtekening of paraaf van een bestuurslid of een namens het bestuur optredende baancommandant, veiligheidsfunctionaris of organisator van de schietwedstrijd.
Als de schutter op een schietbaan een schietbeurt in zijn register doet aantekenen, dient zijn aanwezigheid op die schietbaan te blijken uit het aldaar aanwezige presentieregister, tenzij hij heeft deelgenomen aan een wedstrijd en zijn naam voorkomt op de lijst van deelnemers. Het presentieregister dient per dag te worden afgesloten en afgetekend. Het blad of de bladen worden na afloop van de schietoefening afgesloten en opgeborgen in het archief van de vereniging Zij worden desgevraagd aan de politie getoond indien er twijfel is over de juistheid van de in een schietregister geregistreerde schietbeurten.
Onderdeel B/2.4.2 van de Cwm
Bij het aanvragen van een nieuw verlof dan wel bij de aanvraag tot verlenging van een bestaand verlof dient de aanvrager, aan te tonen dat hij in de 12 maanden voorafgaande aan de aanvraag minimaal 18 schietbeurten bij een gecertificeerde schietsportvereniging met een vuurwapen heeft verricht. De verlofhouder toont hiermee aan dat hij de schietsport beoefent (redelijk belang) en zijn vaardigheid in de omgang met wapens op peil tracht te houden.
Hierbij gaat het om het totaal aantal door de verlofhouder in de voorafgaande 12 maanden verrichte schietbeurten. Hoe de schietbeurten over deze periode zijn verdeeld, en met welk vuurwapen waarvoor het verlof geldt is geschoten, is hierbij niet van belang.
De aanvrager dient hiertoe een op naam gesteld en door het bestuur van de schietvereniging gewaarmerkt schietregister te overleggen, waarin aantekening is gedaan van de schietoefeningen waaraan de aanvrager heeft deel genomen. De aantekening dient te vermelden:
a.de datum;
b. het naamstempel van de vereniging/schietbaan waar de oefening of wedstrijd is geschoten;
c. de naam en de handtekening of paraaf van een bestuurslid of een namens het bestuur optredende baancommandant, veiligheidsfunctionaris of organisator van de schietwedstrijd.
Als de schutter op een schietbaan een schietbeurt in zijn register doet aantekenen, dient zijn aanwezigheid op die schietbaan te blijken uit het aldaar aanwezige presentieregister, tenzij hij heeft deelgenomen aan een wedstrijd en zijn naam voorkomt op de lijst van deelnemers. Het presentieregister dient per dag te worden afgesloten en afgetekend. Het blad of de bladen worden na afloop van de schietoefening afgesloten en opgeborgen in het archief van de vereniging Zij worden desgevraagd aan de politie getoond indien er twijfel is over de juistheid van de in een schietregister geregistreerde schietbeurten.