In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een landbouwbedrijf en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Het geschil betreft de oplegging van een bestuurlijke boete op grond van de Meststoffenwet, omdat het landbouwbedrijf in 2015 de fosfaatgebruiksnorm zou hebben overschreden. De minister had op 29 november 2019 een boete van € 21.918,60 opgelegd, na een onderzoek door de NVWA dat had plaatsgevonden in de jaren 2015-2017. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat de minister niet tijdig op de hoogte was van de marges die van toepassing waren op het moment van de overtredingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de marges op 15 juni 2018 heeft gepubliceerd en dat de minister de boetebesluiten die voor deze publicatie zijn genomen, heeft ingetrokken. De rechtbank oordeelt dat de minister niet willekeurig heeft gehandeld en dat eiser voldoende informatie had om zich te verdedigen. De rechtbank heeft de hoogte van de boete herberekend en vastgesteld op € 7.029,- na een verlaging van 50% omdat het bedrijf geen economisch voordeel heeft genoten van de overtreding. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht.