ECLI:NL:RBZWB:2021:5638

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 november 2021
Publicatiedatum
8 november 2021
Zaaknummer
C/02/390738 /HA RK 21-219
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
  • mr. Van Kralingen
  • mr. De Roos
  • mr. Haerkens-Wouters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de rechter in een civiele procedure betreffende huurovereenkomst en ontruiming

Op 8 november 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoekster in een civiele procedure. Het verzoek tot wraking was gericht tegen mr. [voorletters] Hindriks, die als kantonrechter optrad in de hoofdzaak waarin 'Stichting Leystromen' de ontbinding van een huurovereenkomst en ontruiming van de woning van verzoekster vorderde. De verzoekster stelde dat de rechter de schijn van partijdigheid had gewekt tijdens de zitting van 11 oktober 2021, waar zij vond dat zij onvoldoende kans kreeg om vragen te stellen en dat haar zoon niet als tolk werd erkend. De rechter heeft echter betoogd dat de verzoekster meer spreektijd had dan de gemachtigde van de tegenpartij en dat de zitting in het teken stond van het horen van getuigen. De wrakingskamer oordeelde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd maakten. De wrakingsgronden werden als onvoldoende onderbouwd beschouwd, en de wrakingskamer concludeerde dat de rechter zich niet onterecht had opgesteld. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd genomen door mr. Van Kralingen, mr. De Roos en mr. Haerkens-Wouters, en de behandeling van de hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond voor de indiening van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Wrakingskamer
Locatie: Breda
Procedurenummer: C/02/390738 /HA RK 21-219
beslissing van 8 november 2021 op het wrakingsverzoek zoals bedoeld in artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van:
[verzoekster]
verzoekster
gemachtigde: [naam] .

1.Procesverloop

Het verloop van deze procedure blijkt onder meer uit:
 de processtukken zoals opgenomen in het procesdossier van de hoofdzaak met zaak/rolnr. 8723589 CV EXPL 20-3485,
 het proces-verbaal getuigenverhoor van 11 oktober 2021,
 het proces-verbaal van wraking van 11 oktober 2021,
 de brief van verzoekster van 12 oktober 2021 met daarin de wrakingsgronden,
 het e-mailbericht van 13 oktober 2021 van de gewraakte rechter waarin staat dat zij niet in de wraking berust,
 de schriftelijke reactie van de gewraakte rechter op de wrakingsgronden van 15 oktober 2021,
 het e-mailbericht van 20 oktober 2021 van mr. P.L.T. Roks, advocaat-gemachtigde van ‘Stichting Leystromen’, waarin staat dat hij de lezing van de gebeurtenissen van de gewraakte rechter deelt,
 de behandeling van het wrakingsverzoek door de wrakingskamer op de zitting van 28 oktober 2021, waarbij aanwezig waren: verzoekster, bijgestaan door gemachtigde [naam zoon] , en de gewraakte rechter.

2.Het verzoek

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van mr. [voorletters] Hindriks (hierna: de rechter), optredend als kantonrechter in de bovengenoemde zaak. Dit verzoek rust op de gronden zoals die door, althans namens, verzoekster uiteen zijn gezet in de hiervoor genoemde brief van 12 oktober 2021 en zijn toegelicht op de hiervoor genoemde zitting van de wrakingskamer van 28 oktober 2021.
2.2
De rechter berust niet in het verzoek tot wraking.

3.Feiten

3.1
In de hoofdzaak heeft ‘Stichting Leystromen’ gevorderd de huurovereenkomst betreffende de woning aan de [adres] met verzoekster te ontbinden en haar te veroordelen tot ontruiming van het gehuurde. Daaraan is ten grondslag gelegd dat verzoekster, in strijd met de huurovereenkomst, geruime tijd niet haar hoofdverblijf in het gehuurde had en dat zij haar oudste zoon [naam zoon] in het gehuurde heeft laten wonen, die geruime tijd overlast heeft veroorzaakt.
3.2
Bij tussenvonnis van 4 november 2020 is een zitting bevolen. Op 22 februari 2021 heeft er een zitting plaatsgevonden in het gerechtsgebouw te Breda. Bij tussenvonnis van 24 maart 2021 heeft de rechter Stichting Leystromen toegelaten om door middel van getuigen bewijs te leveren.
3.3
Op de zitting van 11 oktober 2021 heeft de rechter in het gerechtsgebouw te Tilburg getuigen gehoord. Tijdens het horen van de vierde getuige is de rechter door verzoekster gewraakt.

4.Het standpunt van verzoekster

4.1
Volgens verzoekster heeft de rechter om drie redenen de schijn van partijdigheid gewekt.
4.2
Allereerst stelt verzoekster dat zij tijdens de zitting van 11 oktober 2021 te weinig kans heeft gekregen om vragen te stellen en dat de relevantie van de door haar opgeworpen vragen door de rechter in twijfel zijn getrokken, althans dat zij niet ongeveer evenveel spreektijd heeft gekregen als de gemachtigde van Stichting Leystromen. In het verlengde hiervan stelt verzoekster dat zij door de rechter zodanig fel is aangesproken dat er bij haar gevoelens van angst en weerstand zijn ontstaan.
4.3
Ten tweede stelt verzoekster dat haar zoon [naam zoon] bij aanvang van de zitting van 11 oktober 2021 niet de status van tolk/begeleider heeft gekregen ondanks dat dit tijdens de eerdere zitting van 22 februari 2021 wel het geval was en hij zich ook voor de zitting van 11 oktober 2021 in die hoedanigheid bij de griffie heeft aangemeld, welke aanmelding ook is bevestigd.
4.4
Ten slotte stelt verzoekster dat de rechter een aanvulling van de gemachtigde van Stichting Leystromen op de verklaringen van de vierde getuige in het proces-verbaal heeft laten opnemen, zonder dat de getuige de kans kreeg om eventuele op- of aanmerkingen te geven, terwijl het wrakingsverzoek al was ingediend.

5.Het standpunt van de rechter

5.1
De rechter heeft in reactie op het standpunt van verzoekster het volgende aangevoerd.
5.2
Tijdens de zitting van 11 oktober 2021 heeft de toenmalige gemachtigde van verzoekster meer spreektijd benut dan de gemachtigde van Stichting Leystromen. Van beide gemachtigden zijn alle interventies toegestaan, met uitzondering van één interventie van de toenmalige gemachtigde van verzoekster omdat de relevantie ontbrak. Interventies van [naam zoon] zijn niet toegestaan omdat hij geen procespartij was, met uitzondering van een interventie waarbij hij zijn moeder aan een vraag herinnerde. Interventies van verzoekster zijn ook niet toegestaan en de reden daarvan is aan haar uitgelegd.
5.3
Aan verzoekster is tijdens de zitting van 11 oktober 2021 meermaals uitgelegd dat die zitting in het teken stond van het horen van getuigen. Haar is om die reden wel toegestaan om vragen aan de getuigen te stellen, maar niet om zelf verklaringen af te leggen. Eerst nadat dit meerdere malen rustig is uitgelegd, maar verzoekster desondanks al staand en wijzend haar ontevredenheid en boosheid is blijven uiten, is met enige stemverheffing duidelijk gemaakt dat zij moest stoppen met praten.
5.4
Door verzoekster, [naam zoon] of de toenmalige gemachtigde van verzoekster is aan het begin van de zitting van 11 oktober 2021 niet meegedeeld dat [naam zoon] wilde fungeren als tolk/begeleider. Voor zover eerder een verzoek daartoe aan de griffie zou zijn gedaan, heeft dat de rechter niet bereikt. Tijdens de eerdere zitting van 22 februari 2021 heeft [naam zoon] weliswaar naast verzoekster kunnen plaatsnemen, maar heeft hij niet feitelijk als tolk/begeleider gefungeerd. Tijdens de zitting van 11 oktober 2021 heeft verzoekster niet de indruk gewekt dat zij een tolk nodig had, doordat zij meermaals zelfstandig en in de Nederlandse taal heeft gereageerd op getuigen en heeft gevraagd om zelf verklaringen te mogen afleggen.
5.5
Nadat het wrakingsverzoek was uitgesproken, is eerst het proces-verbaal van wraking opgemaakt. Daarna is enkel het vastleggen van het dictaat van wat tot dan toe door de vierde getuige was uitgesproken afgerond. Door geen van de aanwezigen op de zitting is daar bezwaar tegen gemaakt. Vanwege het wrakingsverzoek kon de getuige niet meer worden bevraagd over de juistheid van de zin die volgens de gemachtigde van Stichting Leystromen moest worden toegevoegd. Daarom is in het proces-verbaal van getuigenverhoor expliciet opgenomen dat de betreffende zin op voorstel van de gemachtigde van Stichting Leystromen is toegevoegd. De getuige heeft nog wel de gelegenheid gehad om op- of aanmerkingen te maken alvorens de verklaring te ondertekenen.

6.De beoordeling

Beoordelingskader
6.1
Op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
6.2
Voorop moet worden gesteld dat bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van een rechter als uitgangspunt geldt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn. Dit is slechts anders als zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert dat een rechter ten aanzien van een procespartij vooringenomen is, althans dat de bij die partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
6.3
Vooropgesteld wordt dat de wrakingskamer het proces-verbaal tot uitgangspunt neemt voor het verloop van de zitting. De wrakingskamer heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid van wat is opgenomen in het proces-verbaal getuigenverhoor van 11 oktober 2021, waarvan de inhoud ook overigens niet door verzoekster is bestreden.
Beoordeling van de wrakingsgronden
6.4
Naar het oordeel van de wrakingskamer kan uit de door verzoekster aangevoerde wrakingsgronden geen uitzonderlijke omstandigheid als bedoeld in 6.2 worden afgeleid. De wrakingskamer overweegt daartoe als volgt.
6.5
In het proces-verbaal getuigenverhoor van 11 oktober 2021 wordt geen aanwijzing gevonden voor de stelling dat de toenmalige gemachtigde van verzoekster niet ongeveer evenveel gelegenheid heeft gekregen om op de getuigen te interveniëren als de gemachtigde van Stichting Leystromen. Naar het oordeel van de wrakingskamer ligt het voor de hand dat [naam zoon] geen gelegenheid tot interveniëren heeft gekregen omdat hij geen procespartij was, en dat de inbreng van verzoekster werd beperkt tot het stellen van vragen aan de getuigen. Niet betwist is dat de gang van zaken tijdens het getuigenverhoor aan verzoekster is uitgelegd.
6.6
Een rechter heeft bij het leiden van een zitting onder meer tot taak om te zorgen voor een ordelijk verloop. In dat kader kan het nodig zijn om een aanwezige tot kalmte te manen. Ook kan het nodig zijn om daarbij enige stemverheffing te gebruiken indien en voor zover de opstelling van een aanwezige daartoe aanleiding geeft. De wrakingskamer is van oordeel dat de rechter zich in dit geval niet onnodig fel heeft opgesteld. Niet betwist is dat verzoekster, ondanks de herhaaldelijk aan haar gegeven uitleg, al staand en wijzend haar ontevredenheid en boosheid bleef uiten over de onmogelijkheid om zelf verklaringen af te leggen. Met het oog op het ordelijk laten voortgaan van de zitting is het dan voorstelbaar dat haar met enige stevigheid is gezegd dat zij dient te stoppen met praten.
6.7
Ten aanzien van de kennelijk door [naam zoon] gewenste rol tijdens de zitting van 11 oktober 2021 merkt de wrakingskamer in de eerste plaats op dat het aan een rechter is om dergelijke procesbeslissingen te nemen. Een beslissing over de wijze waarop en met wie een zitting zal gaan plaatsvinden is een procesbeslissing, die op zichzelf geen grond vormt voor wraking. Reden hiervoor is dat tegen een uitspraak van de rechtbank doorgaans een rechtsmiddel (zoals hoger beroep) kan worden ingesteld waarbij dit aan de orde kan komen. Alleen als de procesbeslissing in het licht van de omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid, kan dat tot een ander oordeel leiden. De wrakingskamer is van oordeel dat, als van de juistheid van de stelling van verzoekster zou moeten worden uitgegaan dat de griffie de deelname van [naam zoon] heeft bevestigd/toegestaan en dat dit verzoek kennelijk niet is doorgeleid naar de rechter, dit dan ongelukkig is verlopen, maar dat hieruit niet is gebleken van partijdigheid van de rechter. Verder weegt de wrakingskamer mee dat [naam zoon] tijdens de zitting zelf geen aandacht voor de door hem gewenste rol heeft gevraagd en dat niet is betwist dat hij tijdens de eerdere zitting van 22 februari 2021 (ook) geen wezenlijke rol als tolk heeft verricht.
6.8
Ten slotte is de wrakingskamer van oordeel dat uit de omstandigheid dat de rechter na de indiening van het wrakingsverzoek het vastleggen van het dictaat van wat tot dan toe door de vierde getuige was verklaard heeft afgerond niet blijkt van partijdigheid van de rechter. Temeer nu expliciet in het proces-verbaal getuigenverhoor is opgenomen dat het gaat om een opmerking van de gemachtigde van Stichting Leystromen. De rechter is niet met de getuige in gesprek gegaan over deze opmerking en de getuige is voorafgaand aan het ondertekenen van de verklaring nog in de gelegenheid gesteld om eventuele op- of aanmerkingen te maken.
6.9
Op grond van het voorgaande is naar het oordeel van de wrakingskamer niet gebleken dat de vrees van verzoekster dat de rechter jegens haar vooringenomenheid koestert objectief gerechtvaardigd is.
6.1
Dit leidt tot de conclusie dat het wrakingsverzoek moet worden afgewezen.
Beslissing
De rechtbank:
 wijst het verzoek tot wraking af;
 bepaalt dat de behandeling van de zaak met zaak/rolnr. 8723589 CV EXPL 20-3485 zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing wegens de indiening van dit verzoek.
Deze beslissing is genomen op 8 november 2021 door mr. Van Kralingen, rechter en voorzitter, en mr. De Roos en mr. Haerkens-Wouters, rechters, in aanwezigheid van mr. Hamans, griffier. De beslissing wordt openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.