ECLI:NL:RBZWB:2021:5639

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 november 2021
Publicatiedatum
8 november 2021
Zaaknummer
390773
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Hamburger
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot bekrachtiging van schriftelijke aanwijzing en oplegging van lijfsdwang in het kader van de zorg voor een ongeboren kind

In deze zaak heeft de Gecertificeerde Instelling (GI) verzocht om bekrachtiging van een schriftelijke aanwijzing met betrekking tot de zorg voor een ongeboren kind, dat onder toezicht is gesteld. De moeder, die op het moment van de behandeling 39 weken zwanger was, verblijft in een GGZ-instelling. De GI heeft eerder een schriftelijke aanwijzing gegeven met voorwaarden voor de moeder, waaronder het gebruik van geen drugs en het accepteren van prenatale zorg. Tijdens de mondelinge behandeling op 1 november 2021 is de situatie van de moeder besproken, waarbij zorg is geuit over haar psychische toestand en de mogelijkheid dat zij niet in staat is om adequate zorg te bieden voor het ongeboren kind. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de schriftelijke aanwijzing zorgvuldig tot stand is gekomen, maar heeft ook opgemerkt dat twee van de voorwaarden onvoldoende specifiek zijn. De kinderrechter heeft de schriftelijke aanwijzing bekrachtigd, maar het verzoek om lijfsdwang is afgewezen, omdat de moeder inmiddels in de GGZ verblijft en er zicht is op haar welzijn en dat van het ongeboren kind. De beslissing is genomen in het belang van de gezondheid en ontwikkeling van het ongeboren kind.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/390773 / JE RK 21-2138
Datum uitspraak: 8 november 2021

Beschikking schriftelijke aanwijzing

in de zaak van

STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,

hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling (GI),
gevestigd te Roosendaal,
betreffende

DE ONGEBOREN BABY [X] ,

hierna te noemen het thans nog ongeboren kind.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[moeder] ,

hierna te noemen de moeder,
thans verblijvende in de PI [XX] .
De kinderrechter merkt als informant aan:

[vader] ,

hierna te noemen de vader,
wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoek met bijlagen van de GI van 13 oktober 2021.
Op 1 november 2021 heeft de kinderrechter het verzoek tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen is:
- een vertegenwoordigster van de GI.
Niet verschenen zijn:
- de moeder,
- de vader.

De feiten

De moeder is zwanger van het thans nog ongeboren kind. De uitgerekende geboortedatum is
[geboortedatum] 2021. De moeder is op het moment van de mondelinge behandeling 39 weken zwanger.
De moeder verblijft in het [JCvSZ] .
Bij beschikking van 30 juni 2021 is het ongeboren kind voorlopig onder toezicht gesteld van de GI tot 30 september 2021. Bij beschikking van 29 september 2021 is het ongeboren kind onder toezicht gesteld van de GI tot 29 september 2022.
De GI heeft op 4 oktober 2021 een schriftelijke aanwijzing gegeven betreffende de verzorging en opvoeding van het ongeboren kind.
Hierin zijn de volgende voorwaarden en afspraken opgenomen:
1. Moeder zorgt ervoor dat de baby gedurende de zwangerschap zich in goede gezondheid kan ontwikkelen.
  • Moeder gebruikt gedurende haar zwangerschap geen drugs en toont dit aan met negatieve urinecontroles of bloedcontroles.
  • Moeder accepteert de prenatale zorg en is aanwezig tijdens controles rondom de zwangerschap.
  • Moeder volgt de adviezen die zij krijgt rondom het welzijn en de gezondheid van de ongeboren baby op.
2. Er is voorzien in alle basisbehoeften van de baby ten tijde van de geboorte.
  • Er is sprake van veilige huisvesting voor moeder en de baby.
  • Er is voorzien in bed, bad, brood.
  • Er zijn voldoende middelen aanwezig ter verzorging van de baby (kleding, hygiëne producten, voedingsmiddelen, luiers etc.)
  • De baby kan zich zowel fysiek als sociaal-emotioneel voldoende ontwikkelen en de daarbij geadviseerde hulpverlening wordt geaccepteerd.
3. Er is na de geboorte te allen tijde een voorspelbare en beschikbare volwassene aanwezig die zorg draagt voor de baby.
  • Moeder accepteert de haar aangeboden psychosociale hulpverlening ten behoeve van het zijn van een voorspelbare en beschikbare ouder.
  • Er is een andere volwassene wanneer moeder niet in staat is om voldoende de zorg voor de baby te dragen.

Het verzoek

De GI verzoekt bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing van 4 oktober 2021.
De GI verzoekt daarnaast om oplegging van lijfsdwang van 7 dagen voor elke keer dat de moeder de schriftelijke aanwijzing niet opvolgt.

Het standpunt van de verzoeker

Omdat de situatie uiterst zorgelijk is, heeft de GI besloten om het verzoek voor bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing te handhaven. Tijdens de voorlopige ondertoezichtstelling werd een verzoek om een crisismaatregel afgewezen. De moeder kwam daarna in detentie, het positieve aspect hiervan was dat de moeder en de ongeboren baby hierdoor veilig waren en er zicht was. De dag na de mondelinge behandeling zou de moeder vrijgelaten worden. In de anderhalve week voorafgaand aan de mondelinge behandeling is de psychische toestand van de moeder echter verslechterd. Eerder was het gedrag van de moeder ook al zorgelijk en weigerde zij al alle hulpverlening. Er kon toen echter nog niet gesproken worden over een psychiatrisch ziektebeeld. Op dit moment doet de moeder echter hele zorgelijke uitspraken. De moeder zegt bijvoorbeeld dat zij niet zwanger is maar dat zij een tumor in haar buik heeft. Door de psychiater wordt gesproken over dissociatief gedrag. De vraag is nu of de moeder wel genoeg in staat kan worden geacht om keuzes te maken. Er is net voorafgaand aan de mondelinge behandeling een crisismaatregel voor de moeder afgegeven voor een aantal dagen en zij verblijft nu in een GGZ instelling. De moeder zal daarna opnieuw voor een rechter moeten verschijnen om te onderzoeken of de crisismaatregel moet worden verlengd. De GI heeft dit verzoek ingediend om een vangnet te hebben. Als er geen nieuwe zorgmaatregel voor de moeder wordt uitgesproken betekent dit dat zij niet meer binnen de GGZ zal verblijven. De GI maakt zich hier zeer grote zorgen over omdat dit betekent dat zij het zicht op de moeder en de nog ongeboren baby zal verliezen. De GI denkt dat lijfsdwang dan het enige middel zal zijn om zicht te houden en er voor te zorgen dat de moeder de schriftelijke aanwijzing nakomt. De GI verzoekt om de lijfsdwang aansluitend op de huidige detentie van de moeder ten uitvoer te leggen. Het opleggen van een dwangsom aan de moeder is geen pressiemiddel of motivatie voor de moeder. Het is noodzakelijk dat in kaart wordt gebracht hoe het met de gezondheid van de moeder en de nog ongeboren baby gaat.
De bloeddruk van de moeder is eerder gemeten en ook is door een echo bekend dat de baby is ingedaald en dat het hartje klopt. De moeder geeft echter geen toestemming voor andere medische onderzoeken. De GI hoopt dat de moeder ook na de geboorte van de baby de psychiatrische hulp krijgt die zij nodig heeft.

De beoordeling

Ingevolge artikel 1:263 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de GI ter uitvoering van haar taak schriftelijke aanwijzingen geven betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De GI kan dit doen indien de met het gezag belaste ouder of de minderjarige niet instemmen met, dan wel niet of onvoldoende medewerking verlenen aan de uitvoering van het plan, bedoeld in artikel 4.1.3 lid 1 van de Jeugdwet, of indien dit noodzakelijk is teneinde de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van de minderjarige weg te nemen.
Op grond van het tweede lid van voornoemd artikel volgen de met het gezag belaste ouders of de ouder en de minderjarige een schriftelijke aanwijzing op.
In lid 3 is vastgelegd dat de GI de kinderrechter kan verzoeken een schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen. Tegelijkertijd kan een door de wet toegelaten dwangmiddel worden verzocht bij niet nakoming van deze aanwijzing tenzij het belang van het kind zich tegen oplegging daarvan verzet.
De kinderrechter overweegt dat een schriftelijke aanwijzing dient te worden beschouwd als een beschikking in de zin van artikel 1:3 van de Algemene Wet bestuursrecht (hierna: Awb). In het kader hiervan dient de kinderrechter, aan de hand van het bepaalde in hoofdstuk 3 en 4 Awb, te beoordelen of bij de besluitvorming door de GI de algemene voorschriften over zorgvuldigheid, evenredigheid en een deugdelijke motivering in acht zijn genomen. Tevens dient de schriftelijke aanwijzing het doel van de ondertoezichtstelling te dienen en in het belang van de minderjarige te worden geacht.
Op grond van de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken stelt de kinderrechter vast dat de schriftelijke aanwijzing ziet op voorwaarden die de moeder moet nakomen tijdens haar zwangerschap, in het belang van de nog ongeboren baby.
De kinderrechter is van oordeel dat de schriftelijke aanwijzing zorgvuldig tot stand is gekomen. Er is tijdig een vooraankondiging aan de moeder gegeven. De moeder heeft de kans gekregen om haar zienswijze te delen, dit heeft zij niet gedaan. De kinderrechter vindt dat de schriftelijke aanwijzing voldoet aan de vereisten die daarvoor gelden en dat er sprake is van een deugdelijke motivatie. Gezien wordt dat de moeder helemaal niet wil samenwerken met de GI; het bieden van zorg voor de ongeboren baby is echter van het allergrootste belang.
Wel is de kinderrechter van oordeel dat twee van de aanwijzingen van de GI onvoldoende specifiek zijn. Dit betreft ten eerste dat de baby zich zowel fysiek als sociaal-emotioneel voldoende kan ontwikkelen en dat de daarvoor geadviseerde hulpverlening door de moeder wordt geaccepteerd. Ten tweede gaat het om dat de moeder de haar aangeboden psychosociale hulpverlening moet accepteren ten behoeve van het zijn van een voorspelbare en beschikbare ouder. De kinderrechter acht deze vereisten voor dit moment te weinig specifiek. De andere voorwaarden die de GI heeft opgenomen zijn wel passend en mogen van een ouder onder de huidige omstandigheden gevraagd worden binnen een ondertoezichtstelling. Behoudens de twee eerder genoemde voorwaarden zal de kinderrechter de schriftelijke aanwijzing dan ook bekrachtigen.
Nu op 5 november 2021 bekend is geworden dat de crisismaatregel voor de moeder in de GGZ voortgezet zal worden is het verzoek van de GI om lijfsdwang niet langer van toepassing. Het belang daarvan is weggevallen. Er zal nu vanuit de hulpverlening zicht worden gehouden op het welzijn van de moeder en de nog ongeboren baby en zij zijn veilig. De kinderrechter zal dit verzoek daarom afwijzen.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
bekrachtigt de aanwijzing van 4 oktober 2021 voor het volgende gedeelte:
1. Moeder zorgt ervoor dat de baby gedurende de zwangerschap zich in goede gezondheid kan ontwikkelen.
  • Moeder gebruikt gedurende haar zwangerschap geen drugs en toont dit aan met negatieve urinecontroles of bloedcontroles.
  • Moeder accepteert de prenatale zorg en is aanwezig tijdens controles rondom de zwangerschap.
  • Moeder volgt de adviezen die zij krijgt rondom het welzijn en de gezondheid van de ongeboren baby op.
2. Er is voorzien in alle basisbehoeften van de baby ten tijde van de geboorte.
  • Er is sprake van veilige huisvesting voor moeder en de baby.
  • Er is voorzien in bed, bad, brood.
  • Er zijn voldoende middelen aanwezig ter verzorging van de baby (kleding, hygiëne producten, voedingsmiddelen, luiers etc.)
3. Er is na de geboorte te allen tijde een voorspelbare en beschikbare volwassene aanwezig die zorg draagt voor de baby.
- Er is een andere volwassene wanneer moeder niet in staat is om voldoende de zorg voor de baby te dragen.
wijst het overige, inclusief het verzoek om lijfsdwang, af.
Deze beschikking is in het openbaar uitgesproken door mr. Hamburger, kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier mr. van Ginkel op 8 november 2021.