ECLI:NL:RBZWB:2021:5703

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 november 2021
Publicatiedatum
11 november 2021
Zaaknummer
02/122590-21, 02/197007-21, 02/116621-21, 02/111116-21, 02/034190-21 en 02/197996-19 (TUL)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging, afpersing en mishandeling, met oplegging van een ISD-maatregel

Op 11 november 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten. De zaak werd behandeld op de zitting van 28 oktober 2021, waar de officier van justitie, mr. G. Oosterveld, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De verdachte, geboren in 1986 en thans gedetineerd in PI Rotterdam, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. R.T.K. Davidse. De tenlastelegging omvatte onder andere bedreiging, afpersing, mishandeling en het onzorgvuldig omgaan met een gevaarlijk huisdier. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de hem ten laste gelegde feiten, met uitzondering van enkele onderdelen van de tenlastelegging waar hij van werd vrijgesproken.

De rechtbank achtte het noodzakelijk om een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen voor de duur van twee jaar, gezien de ernst van de feiten en het hoge recidiverisico van de verdachte. De rechtbank nam daarbij in overweging dat de verdachte eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten en dat eerdere maatregelen niet tot gedragsverandering hadden geleid. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf werd afgewezen, omdat de ISD-maatregel als effectiever werd beschouwd. De rechtbank gelastte ook de verbeurdverklaring van de in beslag genomen hond, die betrokken was bij een van de feiten, en de teruggave van andere in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte.

De beslissing van de rechtbank is gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank heeft de verdachte schuldig verklaard aan de bewezenverklaarde feiten, waarbij de nadruk lag op de bescherming van de samenleving en het voorkomen van recidive.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummers: 02/122590-21, 02/197007-21, 02/116621-21, 02/111116-21, 02/034190-21 en 02/197996-19 (TUL)
vonnis van de meervoudige kamer van 11 november 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1986 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres verdachte] ,
thans gedetineerd te PI Rotterdam - locatie Hoogvliet, 3194 DH Hoogvliet Rotterdam, Koddeweg 100,
raadsvrouw mr. R.T.K. Davidse, advocaat te Middelburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 oktober 2021, waarbij de officier van justitie mr. G. Oosterveld en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Verder is [naam 1] , reclasseringswerker bij Emergis Verslavingsreclassering Middelburg, als deskundige gehoord.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
(02/122590-21)
1. [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] heeft bedreigd door naar hen bedreigende bewoordingen te uiten;
2. zich jegens [naam 5] schuldig heeft gemaakt aan afpersing, subsidiair is dit als dwang ten laste gelegd;
3. heeft geprobeerd [naam 5] met gebruik van een mes zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, subsidiair is dit als mishandeling ten laste gelegd;
(02/197007-21)
onvoldoende zorg heeft gedragen voor het onschadelijk houden van een hond die onder zijn hoede stond;
(02/116621-21)
zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig was het alarmnummer 112 heeft gebeld;
(02/111116-21)
een deur van [naam 6] heeft vernield;
(02/034190-21)
[naam 5] heeft mishandeld door haar tegen haar gezicht te slaan en tegen haar lichaam en haar buik te duwen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de aan hem ten laste gelegde feiten (het onder parketnummer 02/122590-21 tweede en derde ten laste gelegde feit in de subsidiaire variant) heeft begaan. Voor zover feit 1 onder parketnummer 02/122590-21 ziet op de bedreiging van [naam 3] , vordert zij verdachte daarvan vrij te spreken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de onder parketnummer 02/122590-21 ten laste gelegde feiten en van het onder parketnummer 02/034190-21 ten laste gelegde feit en verzoekt verdachte hiervan vrij te spreken. Ten aanzien van een bewezenverklaring van de overige ten laste gelegde feiten refereert zij zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
(02/122590-21)
Ten aanzien van feit 1
Gelet op de verklaringen van [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] en [naam 7] in onderlinge samenhang bezien met de verklaring van verdachte dat hij heeft lopen tieren en van alles heeft geschreeuwd, is de rechtbank van oordeel dat het feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Ten aanzien van feit 2
Gelet op de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan.
Ten aanzien van feit 3
Gelet op de bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [naam 5] met een scherp voorwerp in de nabijheid van de lies in haar been heeft gestoken. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of deze handeling kan worden gekwalificeerd als een poging tot zware mishandeling of als een eenvoudige mishandeling.
Poging tot zware mishandeling?
Primair wordt verdachte verweten dat hij heeft geprobeerd [naam 5] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Voor de beantwoording van de vraag of daarvan sprake is, dient te worden bezien of verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op een bepaald gevolg - in dit geval het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [naam 5] . Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden vastgesteld dat het geweld zodanig was dat de aanmerkelijke kans bestond dat [naam 5] zwaar lichamelijk letsel zou worden toegebracht. Een medische letselverklaring ontbreekt en ook anderszins bevat het dossier onvoldoende informatie over het letsel en de genezingsduur. Het (voorwaardelijk) opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel kan daarom niet worden bewezen, zodat verdachte van de aan hem primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling zal worden vrijgesproken.
Mishandeling?
Wel kan op grond van de bewijsmiddelen worden vastgesteld dat het handelen van verdachte gericht is geweest op het opzettelijk toebrengen van letsel en pijn aan [naam 5] . De rechtbank acht dan ook de subsidiair ten laste gelegde mishandeling bewezen.
(02/197007-21)
Verdachte heeft dit feit bekend. De rechtbank verwijst daarom voor dit feit naar de bewijsmiddelen.
(02/116621-21)
Op basis van de bewijsmiddelen is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte misbruik heeft gemaakt van het alarmnummer 112, door opzettelijk dit nummer te bellen zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig was. Er is niet gebleken van een acuut gevaar voor lijf of goed. De verklaring van verdachte dat hij een brandlucht rook en dat hij zich zorgen maakte omdat er een week eerder een soortgelijk noodgeval plaatsvond op hetzelfde adres, is niet aannemelijk geworden. De melding bestond onder andere uit de (specifieke) waarneming dat de tuin in brand stond en dat er een vechtpartij plaatsvond tussen 7 personen, waarbij gebruik gemaakt is van stokken. Hiervoor is door de hulpdiensten geen enkele aanwijzing gevonden.
(02/111116-21)
Verdachte heeft dit feit bekend. De rechtbank verwijst daarom voor dit feit naar de bewijsmiddelen.
(02/034190-21)
Gelet op de bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte op 5 februari 2021 [naam 5] heeft mishandeld door haar met kracht te duwen tegen haar lichaam, waardoor zij ten val is gekomen. Het dossier bevat onvoldoende bewijs dat verdachte haar ook heeft geslagen. Zij zal verdachte dan ook van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
(02/122590-21)
1.
op 6 mei 2021 te Goes
[naam 2] en
[naam 3]en [naam 4] heeft bedreigd met enig
misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- die [naam 2] en/of [naam 3] dreigend de woorden toe te voegen: "Ik zorg
dat je hele familie door een rietje moet drinken" en dat hij hen wist te wonen en
langs zou komen, waarna ze dan door een rietje zouden moeten drinken en/of dat
zij nooit meer een oog dicht zou doen en/of dat haar familie en/of haar hond niet
meer veilig zouden zijn, en
- die [naam 4] dreigend de woorden toe te voegen: "Ik maak je af" en "Ik maak
je kapot, dit is nog niet voorbij";
2. primair
op 17 juli 2021 te Goes
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen
[naam 5] heeft gedwongen tot de afgifte van
honderdvijftigeuro, die aan die [naam 5]
toebehoorde,
door op een boze en agressieve manier die [naam 5] duidelijk te maken dat hij
honderdvijftig
euro moest hebben en (vervolgens) die [naam 5]
met een scherp voorwerp in een been te steken;
3. subsidiair
op 17 juli 2021 te Goes
(zijn levensgezel,) [naam 5] ,
heeft mishandeld door die [naam 5] met een scherp voorwerp (in
de nabijheid van de lies) in een been te steken;
(02/197007-21)
op 6 mei 2021 te Goes geen voldoende zorg heeft gedragen voor het
onschadelijk houden van een onder zijn hoede staand gevaarlijk dier, te
weten een hond (een Mechelse herder, genaamd [naam 8] / [naam 8] ), immers (zakelijk
weergegeven)
heeft hij, verdachte, die hond - waarvan hij wist of had kunnen weten dat deze hond
gevaarlijk was - los laten verblijven en laten lopen op de openbare weg, de Jozef
Israëlsstraatte Goes, dat die onder zijn hoede staande hond ( [naam 8] / [naam 8] ) een
aldaar bevindende kat, te weten een rode kater genaamd " [naam 9] ", heeft gebeten en die kat " [naam 9] " (fors) letsel/verwonding heeft
toegebracht;
(02/116621-21)
op 30 april 2021 te Goes opzettelijk,
zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig was, gebruik heeft gemaakt van een
alarmnummer voor publieke diensten, door 112 te bellen en melding te doen door
te vermelden dat aan de achterzijde van pandnummer [nummer] een brandje werd gesticht
en dat er een vechtpartij met zeven personen gaande was;
(02/111116-21)
op 24 april 2021 te Goes
opzettelijk en wederrechtelijk
enig goed, dat aan
[naam 10] toebehoorde,
heeft beschadigd;
(02/034190-21)
op 5 februari 2021 te Goes
zijn levensgezel, [naam 5] ,
heeft mishandeld door die [naam 5]
- met kracht te duwen tegen haar lichaam, waardoor zij
ten val is gekomen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een ISD-maatregel voor de duur van twee jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt bij een veroordeling aan verdachte een voorwaardelijke
ISD-maatregel op te leggen met een proeftijd van 3 jaar. Als bijzondere voorwaarden zouden daarbij kunnen worden opgelegd de meldplicht, ambulante behandeling, een contactverbod, het meewerken aan middelencontrole, het doorlopen van de module Stap voor Stap, een inspanningsverplichting voor dagbesteding, indien nodig een opname in een verslavingskliniek, en het meewerken aan diagnostiek.
Verdachte heeft in detentie een positieve lijn ingezet. Buiten detentie wil hij deze lijn voortzetten. Ook heeft hij een woning om naar terug te keren.
Een langere detentie of oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel zal hiervoor gevolgen hebben en ook van negatieve invloed zijn op een lopende familierechtelijke procedure. Verder wordt er, bij een bewezenverklaring van feit 2 en 3, ten laste gelegd onder parketnummer 02/122590-21, verzocht rekening te houden met het feit dat sprake is van meerdaadse samenloop.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van meerdere personen, afpersing, twee mishandelingen en beschadiging. Daarnaast heeft hij zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig was het alarmnummer 112 gebeld en heeft hij onvoldoende zorg gedragen voor een onder zijn hoede staande hond. Dit zijn ernstige feiten, waarbij verdachte gevoelens van onrust en onveiligheid heeft veroorzaakt. Verdachte heeft kennelijk geen respect voor eigendommen van anderen. Het zonder noodzaak bellen van het alarmnummer is ook een vervelend feit omdat verdachte daardoor de desbetreffende lijn voor urgente meldingen onnodig bezet heeft gehouden.
Uit het strafblad van verdachte van 15 september 2021 blijkt dat hij veelvuldig is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten en ook nog in 2017 en 2019 is veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij zich, ondanks eerder opgelegde taakstraffen en gevangenisstraffen nog steeds bezighoudt met het plegen van delicten. Bovendien heeft hij de hiervoor genoemde feiten in een nog lopende proeftijd gepleegd.
Door GGZ Emergis (hierna: de reclassering) is op 20 september 2021 over verdachte gerapporteerd. Zij heeft geadviseerd aan verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. Eerdere gevangenisstraffen, behandelingen, reclasseringstoezichten of andere justitiële maatregelen hebben niet geleid tot gedragsverandering. Gedragsverandering is alleen haalbaar wanneer dit in een drang en dwangkader zoals de ISD-maatregel plaatsvindt. Een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden of een voorwaardelijke ISD-maatregel bieden onvoldoende kader om verdachte te kunnen toeleiden naar benodigde zorg en stabilisatie van zijn leefsituatie. Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat, evenals het risico op letselschade en het onttrekken aan voorwaarden.
Door de ter zitting aanwezige deskundige is dit advies bevestigd, waarbij nogmaals is aangegeven dat een onvoorwaardelijke ISD-maatregel noodzakelijk is.
Gelet op de ernst van de feiten, het duidelijk gemotiveerde advies van de reclassering en het strafblad van verdachte acht de rechtbank een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf niet passend. Verdachte liep in een proeftijd. Een achterliggende gedachte van een proeftijd is onder andere dat een persoon kan laten zien dat hij in staat is om een delictvrij bestaan te leiden en zijn leven op te bouwen. Aan verdachte is die kans dus al in een eerder stadium geboden. De rechtbank stelt vast dat verdachte binnen deze proeftijd opnieuw strafbare feiten heeft gepleegd. Bovendien is zijn voorlopige hechtenis op enig moment geschorst en is de schorsing vervolgens opgeheven vanwege het plegen van strafbare feiten. Het enkel opleggen van een gevangenisstraf, dan wel het opleggen van een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden acht de rechtbank gelet op het voorgaande een gepasseerd station.
Al met al is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van de ISD-maatregel wenselijk en noodzakelijk is.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat wordt voldaan aan de voorwaarden die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van een ISD-maatregel stelt. Immers op een deel van de door verdachte begane misdrijven is voorlopige hechtenis toegelaten, terwijl verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan de door hem begane misdrijven ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of taakstraf is veroordeeld, de huidige feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen of maatregelen en er voorts ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan. De veiligheid van personen of goederen eist daarnaast het opleggen van de maatregel. Daarbij kent de rechtbank in het bijzonder betekenis toe aan het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij veelpleger is en het feit dat de kans op recidive in voornoemde rapportage als hoog wordt ingeschat.
Een voorwaardelijke ISD-maatregel, zoals door de verdediging is bepleit, is gelet op het advies van de reclassering en de houding van verdachte, naar het oordeel van de rechtbank niet aangewezen.
Gelet op de overlast en de schade die verdachte steeds weer veroorzaakt, staat het belang van de samenleving voorop. De maatregel strekt tot beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van de recidive van verdachte. Gezien het karakter van de maatregel en de problematiek van verdachte zal de rechtbank de maatregel voor de (maximale) duur van twee jaren opleggen zonder aftrek van de duur van de ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis. Op die manier wordt aan verdachte de gelegenheid geboden om de maximale tijd van de maatregel te kunnen werken aan zijn problematiek en kunnen de mogelijkheden van de ISD-maatregel maximaal worden benut.

7.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van 120 dagen gevangenisstraf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter van
27 november 2019 onder parketnummer 02/197996-19, ten uitvoer zal worden gelegd.
De proeftijd is ingegaan op 11 december 2019 en duurt tot 16 februari 2022.
De verdediging heeft primair verzocht de proeftijd met een jaar te verlengen en subsidiair heeft zij verzocht de gevangenisstraf van 120 dagen om te zetten naar een taakstraf.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank zal hiertoe echter niet besluiten, nu aan verdachte de ISD-maatregel zal worden opgelegd en de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht niet in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de op te leggen
ISD-maatregel. Zij acht tenuitvoerlegging van de 120 dagen gevangenisstraf dan ook niet opportuun en wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af.

8.Het beslag

8.1
De verbeurdverklaring
02/197007-21
De in beslag genomen hond is vatbaar voor verbeurdverklaring.
Gebleken is dat het bewezenverklaarde feit is begaan met de hond, nu de hond de verwondingen aan de kat heeft toegebracht.
8.2
De teruggave aan verdachte
02/111116-21
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in beslag genomen vaasjes aan verdachte, nu deze onder verdachte in beslag zijn genomen en gesteld noch gebleken is dat deze voorwerpen enige relatie hebben met het strafbaar feit, zodat deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 38m, 38n, 57, 142, 285, 300, 304, 317, 350 en 425 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
02/122590-21
feit 1: bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd en bedreiging met enig
misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2 primair: afpersing in meerdaadse samenloop gepleegd met
feit 3 subsidiair: mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn
levensgezel;
02/197007-21
onvoldoende zorg dragen voor een onder zijn hoede staand gevaarlijk dier;
02/116621-21
opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig is, gebruik maken van een
alarmnummer voor publieke diensten;
02/111116-21
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, beschadigen;
02/034190-21
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn levensgezel;
- verklaart verdachte strafbaar;
Maatregel
- gelast de
plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor 2 (twee) jaar;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af;
Beslag
02/197007-21
- verklaart verbeurd het in beslag genomen voorwerp, te weten:
* 1.00 stuks hond (omschrijving: G2330425, [naam 11] , herdershond);
02/111116-21
- gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
* 2.00 stuks wapen (omschrijving: G2326829, zilver).
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Skalonjic, voorzitter, mr. N. van der Ploeg-Hogervorst en mr. J.P.E. Mullers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H. Holtgrefe, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 11 november 2021.
Mr. Mullers en de griffier zijn niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.