In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 11 februari 2021, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van het UWV inzake de WIA-uitkering behandeld. Eiser, die als storingsmonteur werkzaam was, heeft een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen, maar deze werd beëindigd op 17 mei 2019. Het UWV had de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 55 tot 65%, maar na bezwaar werd dit besluit herzien en werd de arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 54,46%. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit herziende besluit, waarbij hij stelt dat zijn beperkingen zijn onderschat.
De rechtbank heeft de medische rapportages van de verzekeringsartsen beoordeeld en constateert dat er twijfels zijn over de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid van eiser. De rechtbank wijst op de inconsistenties in de rapportages en de noodzaak voor een betere motivering van de medische beoordeling. De rechtbank besluit het UWV in de gelegenheid te stellen om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen, waarbij het UWV moet aangeven wat de belastbaarheid van eiser is op de datum in geding, 17 mei 2019. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling in het kader van arbeidsongeschiktheid en de rechten van de betrokken partijen. De rechtbank stelt dat het UWV binnen zes weken het gebrek kan herstellen, en dat eiser de mogelijkheid heeft om te reageren op de herstelpoging.