6.3De rechtbank ziet geen reden te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar de rapportage van de arbeidsdeskundige van 7 maart 2019 en het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 31 januari 2020. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies.
Het standpunt dat eiseres niet in staat is de geduide functies te verrichten, is gebaseerd op de aanvullende beperkingen welke de verzekeringsarts van het Expertise Instituut aanneemt. Zoals de rechtbank in de overwegingen 5.5 en 5.6 heeft geconcludeerd, worden deze aanvullende beperkingen (behoudens op het aspect 2.2 horen) niet overgenomen. Uitgaande van de FML van 6 december 2020 (waarin het aspect 2.2. horen is aangepast) wordt eiseres in staat geacht de geduide functies te verrichten. Dit concludeert ook de arbeidsdeskundige van het Expertise Instituut.
Daarbij wijst de rechtbank er nog op dat de aanpassing van de FML voor het aspect 2.2. volgens de gemotiveerde rapportage van de arbeidskundige b&b van 14 december 2020 voor geen van de drie voor de schatting gebruikte functies leidt tot een conflict tussen de belastbaarheid van eiseres zoals die blijkt uit de FML en de eisen die die functies stellen.
Omdat eiseres in de aanvullende beroepsgronden nog andere overschrijdingen in de geduide functies stelt en de arbeidsdeskundige b&b in eerdere rapportages wel signaleringen heeft toegelicht, maar niet op alle door eiseres gestelde overschrijdingen heeft gereageerd, is het onderzoek ter zitting geschorst om alsnog deze toelichting te vragen. Op 22 februari 2021 heeft de arbeidsdeskundige b&b, in overleg met de arbeidsanalist, als volgt gerapporteerd (waarbij deels eerder gegeven afdoende toelichtingen op signaleringen zijn herhaald):
- aspecten 4.13 (duwen/trekken), 4.14 (tillen/dragen) en 4.16 (frequent zware lasten hanteren), geen overschrijding van de belastbaarheid van de FML;
- aspect 4.15 (frequent lichte voorwerpen hanteren), de FML kent hierop geen beperking, de normaalwaarde is 600 x 1kg per uur, maar gelet op de combinatie van de mate en de tijd (2 x 5kg per uur) is de functie geschikt;
- aspect 1.9.9 (verhoogd persoonlijk risico) en 3.8 (trillingsbelasting), van de situaties in de toelichting van de verzekeringsarts (geen zeer risicovolle omstandigheden respectievelijk geen grove trillingen) is geen sprake, er wordt gemiddeld 12 minuten per dag gewerkt met een soldeerbout, terwijl er geen beperking geldt voor gericht aandacht houden. En van grove trillingen is geen sprake;
- aspect 3.7 (geluidsbelasting), toelichting verzekeringsarts is ‘geen lawaai’. Het geluid komt niet boven de 80 dBA, sfeer is rustig, werk in hal met geluid van een naaimachine, geen sprake van een lawaaierige omgeving;
Functie controleur tester elektrotechnische apparatuur:
- aspect 3.5 (beschermende middelen), de FML kent hierop geen beperking, zodat op het incidenteel dragen van ESD-werkhandschoenen (vergelijkbaar met huishoudhandschoenen, niet zwaar in gewicht) geen overschrijding bestaat, terwijl er geen beperkingen voor 3.4 (huidcontact) en 4.3 (hand- en vingergebruik) zijn;
- aspecten 5.3/5.4 (staan), beperkt tot 15 minuten achtereen, maar slechts incidenteel overschreden, namelijk 2 tot 3 maal per maand 20 minuten. Evenzo voor staan tijdens het werk, ongeveer 4 uur per dag komt slecht 2 tot 3 maal per jaar voor.
- aspect 3.7 (geluidbelasting), toelichting verzekeringsarts ‘geen lawaai’. Het geluid komt niet boven de 80 dBA, werk in hal met continue ruis, geen sprake van een lawaaierige omgeving.
Functie medewerker intern transport:
- aspecten 4.13 (duwen/trekken), 4.14 ((tillen/dragen), 4.18/4.19 (lopen), 5.3/5.4 (staan), geen overschrijding van de belastbaarheid van de FML;
- aspect 5.7 (boven schouderhoogte actief), geen overschrijding, sprake van lichte artikelen (niet zwaarder dan 3 kg) en de duur van 5 minuten wordt niet overschreden.
De arbeidsdeskundige b&b concludeert dat de geduide functies geschikt zijn.
Eiseres heeft zich vervolgens op het standpunt gesteld dat sprake is van strijd met de goede procesorde. Voornoemde informatie zou terzijde moeten worden geschoven, omdat deze niet eerder in de procedure is ingebracht en een onjuiste invulling is van het beginsel van hoor en wederhoor. De rechtbank volgt eiseres hierin niet. Het UWV is na schorsing ter zitting de gelegenheid gegeven om te reageren op aanvullende beroepsgronden van eiseres voor zover hierop nog geen reactie was gegeven in de Resultaat Functie Beoordeling of in de eerdere rapportages van de arbeidsdeskundige. Het feit dat die reactie al eerder gegeven had kunnen worden, betekent niet zonder meer dat sprake is van strijd met de goede procesorde. In dat kader speelt mee dat de ontbrekende informatie van belang is om een juiste beslissing te kunnen nemen, terwijl eiseres in de gelegenheid is gesteld om op deze informatie te reageren. Hoor en wederhoor is daarmee in acht genomen.
Eiseres heeft tegen de rapportage van de arbeidsdeskundige b&b aangevoerd dat kennelijk wordt aangenomen dat elke bedrijf die een betreffende functie aanbiedt een zelfde werkomgeving/bedrijfsstructuur heeft, terwijl dat niet zo zal zijn. Uitgaan van één werkplek/werkomgeving in Nederland, zonder landelijke dekking, is niet aanvaardbaar.
De arbeidsdeskundige b&b stelt in de rapportage van 17 mei 2021 dat eiseres hiermee ingaat op het systeem van het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) dat beschrijvingen bevat van functies bij bedrijven in Nederland. Gelet op de eisen van het Schattingsbesluit moeten functies landelijk voorkomen, in die zin dat elke Sbc-code minimaal door één functie vertegenwoordigd is in elk van de vijf regio’s waarin Nederland is verdeeld. Functies uit het CBBS voldoen daarmee aan de eis van algemeen geaccepteerde arbeid volgens het Schattingsbesluit en mogen voor de bepaling van de resterende verdiencapaciteit worden gebruikt. Functies zijn ingedeeld in 250 Sbc-codes en als een functie minimaal 65% van de werktijd een kenmerkende werksoort van een Sbc-code bevat, valt die functie onder een bepaalde Sbc-code. Met duiding van een functie uit het CBBS met specifieke kenmerken van die functie wordt voldaan aan de eisen van het Schattingsbesluit.
De rechtbank stelt vast dat de arbeidsdeskundigen bij het selecteren van functies gebruik hebben gemaakt van het CBBS en de daarin opgenomen gegevens over functies, functie- en opleidingseisen en belastende factoren van de functies. Deze informatie is gebaseerd op waarnemingen en bevindingen van een arbeidsdeskundig analist in onderzoeken bij de betreffende werkgevers. Volgens vaste rechtspraak van de CRvB (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 15 mei 2019, ECLI:N:CRVB:2019:1737) is het CBBS in beginsel rechtens aanvaardbaar te achten als ondersteunend systeem en ondersteunende methode bij de beoordeling of, en zo ja in welke mate, iemand arbeidsongeschikt is te achten in de zin van de arbeidsongeschiktheidswetten. Eveneens volgens vaste rechtspraak van de CRvB dient in beginsel te worden uitgegaan van de juistheid van de in het CBBS opgenomen gegevens. Daarbij geldt dat een uitzondering op die regel aangewezen kan zijn indien een betrokkene erin slaagt om de juistheid van de aan het CBBS ontleende gegevens van feitelijke aard voldoende gemotiveerd te bestrijden. De rechtbank overweegt dat van een dergelijke gemotiveerde bestrijding in het onderhavige geval geen sprake is. Eiseres heeft slechts gesteld dat werkomgevingen in Nederland kunnen verschillen. Deze stelling gaat voorbij aan het CBBS als rechtens aanvaardbaar systeem bij de onderhavige beoordeling en is feitelijk onvoldoende om de rechtbank te doen twijfelen aan de juistheid van de in het CBBS opgenomen gegevens van feitelijke aard. De arbeidsdeskundigen zijn bij hun beoordeling dus terecht uit gegaan van de in dit systeem omschreven belasting in de geselecteerde functies.
Verder is de arbeidsdeskundige bij de beoordeling van de passendheid van de geselecteerde functies op adequate wijze ingegaan op de zogeheten signaleringen en de volgens eiseres gestelde overschrijdingen. Terecht is geconcludeerd dat die functies passen binnen de belastbaarheid van eiseres.
De hiervoor genoemde functies mochten derhalve worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
7.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 7,04%.
Eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht. Daarom gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid en concludeert dat eiseres voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is in de zin van de WIA. Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd per 2 oktober 2018.
8.
Conclusie
Omdat de belastbaarheid van eiseres door het UWV in beroep, na de rapportage van de door eiseres ingeschakelde deskundige, is gewijzigd en het bestreden besluit daarmee pas in beroep is voorzien van een toereikende motivering, is sprake van gebrekkige besluitvorming door het UWV. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat het medisch onderzoek dat ten grondslag ligt aan de FML van 6 december 2020, alsmede het arbeidskundige onderzoek, wel op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. De rechtbank ziet daarom aanleiding het geconstateerde gebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De conclusie is dat het bestreden besluit in stand kan worden gelaten en het beroep ongegrond dient te worden verklaard. In de toepassing van artikel 6:22 van de Awb wordt aanleiding gezien het UWV te veroordelen in de proceskosten van eiseres, op hierna te vermelden wijze.
9.
Proceskosten en griffierecht
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal de rechtbank het UWV veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.870,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor inhoudelijke reactie na schorsing, met een waarde per punt van € 748,‑ en wegingsfactor 1), € 1.524,60 (inclusief BTW) voor de kosten van de door eiseres ingeschakelde deskundige en € 9,48 aan openbaar vervoerskosten voor het bijwonen van de zitting, in totaal € 3.404,08. Ook zal de rechtbank bepalen dat het griffierecht aan eiseres moet worden vergoed.