ECLI:NL:RBZWB:2021:5800
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep tegen niet tijdig nemen besluit bijzondere bijstand
In deze zaak heeft verzoekster op 16 april 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland op haar aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand. Het college had op 8 februari 2021 op de aanvraag beslist, maar verzoekster trok haar beroep in en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft het college in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit verzoek. Het college stelde dat de beroepsprocedure overbodig was, omdat er al op de aanvraag was beslist en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank overweegt dat de veroordeling in proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Indien een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, kan de rechtbank het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. De rechtbank moest eerst beoordelen of het beroepschrift voldeed aan de vereisten van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
De rechtbank constateert dat verzoekster het college op 4 februari 2021 in gebreke heeft gesteld en dat het college binnen twee weken, op 8 februari 2021, op de aanvraag heeft beslist. Hoewel het besluit niet op de juiste wijze aan de gemachtigde van verzoekster is bekendgemaakt, was het besluit wel bekend bij verzoekster. De rechtbank oordeelt dat de gemachtigde had moeten navragen bij het college voordat beroep werd ingesteld. Bovendien is het beroepschrift onredelijk laat ingediend, aangezien er tien weken zijn verstreken na de ingebrekestelling voordat beroep werd ingesteld. De rechtbank concludeert dat het verzoek om proceskostenvergoeding kennelijk ongegrond is en wijst dit af.