4.3.Verzekeringsarts b&b drs. [naam verzekeringsarts b&b] heeft eiser gezien op een hoorzitting op 3 december 2019. Er werd informatie uit de behandelend sector betrokken in de beoordeling, in de vorm van een brief van eisers neuroloog van 21 juli 2019 en een medicatieoverzicht (afgedrukt op 21 juli 2019). De verzekeringsarts stelt dat gezien de aanwezige dossierstukken en wat eiser zelf heeft ingebracht geen aanleiding bestaat om nadere informatie op te vragen, en dat uit de hoorzitting ook geen andere stoornissen naar voren komen die het opvragen van informatie noodzakelijk maken. De verzekeringsarts b&b ziet in de nu voorliggende informatie aanleiding de door de primaire verzekeringsarts aangegeven stoornissen en klachtencomplexen aan te vullen met:
8N605 Epilepsie(drie aanvallen binnen drie jaar),
8P652 Depressieve episode, recidiverend, ernstig zonder psychotische kenmerken, en
8P648 Trekken van ontwijkende persoonlijkheidsstoornis en trekken van narcistische persoonlijkheidsstoornis. Uit de gegevens van het onderhavig onderzoek blijkt volgens de verzekeringsarts b&b dat door de primaire verzekeringsarts terecht benutbare mogelijkheden zijn aangenomen. De verzekeringsarts b&b wijst er naar aanleiding van eisers bezwaren op dat psychosociale omstandigheden en affiniteit bij de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid geen rol spelen. Dat eisers eigen waardering van de ervaren (arbeids)beperkingen als gevolg van de klachten en aandoeningen afwijkt van de op basis van objectieve medische gegevens door de primair oordelende verzekeringsarts reëel geachte arbeidsbeperkingen is ook onvoldoende reden om verdergaande beperkingen aan te nemen. De verzekeringsarts b&b ziet aanleiding de beperkingen aan te vullen, en wel met betrekking tot het vasthouden van de aandacht, verdelen van de aandacht (beide bovennormaal t.a.v. complexe taken), verhoogd persoonlijk risico (beroepsvervoer, werken op hoogte, steigers, op afgelegen plekken, met gevaarlijke machines en/of scherp handgereedschap), solitair werken. Het item vervoer moet worden omgezet in: mag op medische gronden geen auto rijden. De verzekeringsarts b&b heeft eisers aangepaste belastbaarheid opgenomen in een FML van 19 december 2019, geldig vanaf 25 januari 2018.
Het arbeidsdeskundige onderzoek door het UWV
5. Het arbeidsdeskundige onderzoek van het UWV is verricht door een arbeidsdeskundige en een arbeidsdeskundige b&b. De arbeidsdeskundige b&b heeft, rekening houdend met de FML van 19 december 2019 de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van eisers mate van arbeidsongeschiktheid: Cutteraar vleeswaren (Sbc-code 271070), productiemedewerker inpak indrustr. bakkerij (Sbc-code 111190), en medewerker logistiek inst. voor schriftelijk onderwijs (Sbc-code 111220). De arbeidsdeskundige b&b concludeert op basis van deze functies tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 51,58%.
Was het medische onderzoek UWV voldoende zorgvuldig?
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het medische onderzoek van het UWV op een voldoende zorgvuldige wijze plaatsgevonden. De primaire verzekeringsarts heeft eiser gezien op een spreekuur. De verzekeringsarts b&b heeft eiser ook gezien op een hoorzitting, en hij heeft medische informatie van eiser betrokken in de beoordeling, in de vorm van een brief van eisers neuroloog van 21 juli 2019 en een medicatieoverzicht. Naar het oordeel van de rechtbank beschikten de UWV-artsen hiermee over voldoende inzicht in eisers medische situatie. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van eisers beperkingen, waaronder zijn psychische problemen. Deze hebben zij ook kenbaar betrokken in hun beoordeling. Verder is de uitkomst van het medisch onderzoek voldoende onderbouwd.
Bespreking van wat eiser aanvoert over het medische onderzoek van het UWV
7. De rechtbank ziet geen aanleiding om eiser te volgen in zijn standpunt dat het UWV ten onrechte is uitgegaan van een situatie waarin er functionele mogelijkheden zijn. Uit het dossier blijkt niet dat eiser is opgenomen in een AWBZ-erkend ziekenhuis of instelling, chronisch bedlegerig is, of niet ADL-afhankelijk is. Eiser lijdt blijkens de dossierstukken ook niet aan een kwaadaardige ziekte met slechte prognose op korte termijn. Gelet op de dossierstukken functioneert eiser psychisch niet dusdanig dat hij niet zelfredzaam is én op het niveau van zelfverzorging, én op het niveau van samenlevingsverband, én op het niveau van sociale contacten en/of werkrelaties.
8. Eiser wordt evenmin gevolgd in zijn stelling dat niet kan worden voorspeld wanneer hij epilepsieaanvallen krijgt. De door hem gestelde onverwachte epilepsieaanvallen waren blijkens de rapporten bekend bij de verzekeringsartsen, en zij hebben ook beperkingen aangenomen in verband met deze problematiek. Eiser heeft niet met medische stukken onderbouwd waarom deze beperkingen niet ver genoeg zouden gaan. Hij wordt ook niet worden gevolgd in zijn stelling dat de verzekeringsarts b&b eraan voorbijgaat dat de primaire verzekeringsarts heeft aangenomen dat sprake is van een paniekstoornis. Daarbij wijst de rechtbank erop dat ook de verzekeringsarts b&b deze diagnose aanhaalt, en dat de verzekeringsarts b&b geen beperkingen heeft laten vallen die de primaire verzekeringsarts reeds heeft aangenomen, waardoor geen aanleiding bestaat om aan te nemen dat er licht zit tussen de visie van beide artsen met betrekking tot de genoemde stoornis.
9. Eiser heeft in beroep ook overigens geen medische informatie overgelegd die aanleiding geeft om te twijfelen aan de beoordeling van de UWV-artsen, en ook anderszins ziet de rechtbank in de dossierstukken geen aanleiding om aan te nemen dat het UWV onvoldoende beperkingen heeft aangenomen. De rechtbank merkt ten overvloede op dat de omstandigheid dat de artsen van het UWV de door eiser ervaren beperkingen op een andere manier hebben gewogen dan zoals hij die ervaart, niet betekent dat hun oordeel onzorgvuldig of onjuist is. De subjectieve beleving van klachten is volgens vaste rechtspraak immers niet beslissend bij de beantwoording van de vraag welke beperkingen in objectieve zin bij eiser zijn vast te stellen. Van belang zijn alleen de medisch te objectiveren beperkingen.
Bespreking van wat eiser aanvoert over het arbeidsdeskundige onderzoek van het UWV
10. Eiser stelt dat hij niet in staat is om de functie van Cutteraar vleeswaren (Sbc-code 271070) te verrichten. De rechtbank stelt vast dat eiser beperkt is geacht door het UWV met betrekking tot werken met gevaarlijke machines en/of scherp gereedschap, terwijl in de omschrijving van genoemde functie is opgenomen dat daarin wordt gewerkt met een arm met draaiende messen. Omdat de arbeidsdeskundige b&b in zijn rapport niet ingaat op de signalering in de ‘resultaat functiebeoordeling’ bij dit punt, is het bestreden besluit niet met de daarbij te betrachten zorgvuldigheid voorbereid en onvoldoende gemotiveerd.
11. Gelet op het geconstateerde gebrek heeft de rechtbank het onderzoek in deze zaak heropend om het UWV in de gelegenheid te stellen een nadere onderbouwing in te dienen over de geschiktheid van de functie van Cutteraar vleeswaren. In een aanvullend rapport van 6 januari 2021 stelt arbeidsdeskundige b&b dat uit de beantwoording van vragen door een arbeidskundig analist blijkt dat de cuttermachine in de betrokken functie geen gevaarlijke machine is. Bij het vullen van die machine met vleesmassa en toeslagstoffen en bij tussentijdse visuele controles op de fijnheid van de vleesmassa staat de arm met messen stil en men kan zich er dan ook niet aan bezeren. Alvorens de cuttermachine in werking kan worden gesteld dient men eerst het deksel van die machine te sluiten. Pas daarna kan de arm met messen door de vleesmassa snijden. Er is dus geen sprake van een machine met niet afgeschermde draaiende scherpe onderdelen waaraan men zich kan verwonden, aldus de arbeidsdeskundige b&b.
12. Naar het oordeel van de rechtbank is het aanvullende rapport van de arbeidsdeskundige b&b inzichtelijk gemotiveerd en concludent. Niet is gebleken dat zij onjuiste feiten bevat, of dat daarin niet alle beschikbare informatie is betrokken. De rechtbank ziet ook anderszins geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de conclusie van de arbeidsdeskundige b&b dat de functie van Cutteraar vleeswaren geschikt is voor eiser. Eisers stelling in zijn brief van 23 maart 2021 dat de beantwoording van de vragen door de arbeidskundig analist te summier is slaagt niet, nu alle relevante informatie die nodig is om te kunnen beoordelen of genoemde functie geschikt is kenbaar is meegenomen. Anders dan zoals opgeworpen door eiser, was de arbeidsdeskundige b&b daarbij niet gehouden om een foto van de betrokken cuttermachine bij te voegen. Het voorgaande betekent dat het UWV de functie van Cutteraar vleeswaren ten grondslag mocht leggen aan zijn besluitvorming. De rechtbank passeert het in overweging 10 geconstateerde gebrek daarom met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
13. Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 51,58%. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, kan worden uitgegaan van deze mate van arbeidsongeschiktheid. Gelet hierop heeft het UWV terecht bepaald dat eiser recht heeft op een loongerelateerde WIA-uitkering tot en met 22 juni 2019, en dat hij vanaf 23 juni 2019 recht heeft op een vervolguitkering.
14. Uit het bovenstaande volgt dat het beroep ongegrond is. Vanwege de toepassing van artikel 6:22 van de Awb, zal de rechtbank het UWV wel veroordelen in eisers proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 748,- en wegingsfactor 1).