ECLI:NL:RBZWB:2021:5882

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 november 2021
Publicatiedatum
17 november 2021
Zaaknummer
AWB- 21_1260
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake omgevingsvergunning mountainbikeroute gemeente Tilburg

Op 16 november 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg als verweerder en meerdere eisers. De zaak betreft een omgevingsvergunning die op 15 mei 2020 door het college is verleend voor het wijzigen van een mountainbikeroute. Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen deze vergunning, maar het college heeft hun bezwaar op 19 februari 2021 niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift te laat zou zijn ingediend. Eisers hebben hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank.

De rechtbank heeft op 7 oktober 2021 de zaak behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van het college. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers op 29 juni 2020 een bezwaarschrift hebben ingediend, terwijl de bezwaartermijn op 26 juni 2020 was geëindigd. Eisers stelden dat zij niet op de hoogte waren van het besluit en dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was. De rechtbank oordeelde echter dat het college het besluit op de juiste wijze had bekendgemaakt en dat eisers voldoende tijd hadden gehad om bezwaar te maken na ontvangst van het besluit per e-mail op 4 juni 2020.

De rechtbank concludeerde dat het college het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard en verklaarde het beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 16 november 2021, en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/1260 WABOA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 november 2021 in de zaak tussen

[naam eiser 1],
[naam eiser 2],
[naam eiser 3]en
[naam eiser 4], te Tilburg, eisers
gemachtigde: [naam eiser 1] ,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 15 mei 2020 (primair besluit) heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor het wijzigen van de mountainbikeroute [adres] . Hiertegen hebben eisers bezwaar gemaakt.
In het besluit van 19 februari 2021 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eisers tegen het (primaire) besluit niet-ontvankelijk verklaard.
Eisers hebben een bezwaarschrift ingediend tegen het bestreden besluit. Het college heeft dit bezwaarschrift aangemerkt als beroepschrift en deze doorgezonden naar de rechtbank.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 7 oktober 2021.
Hierbij waren aanwezig eisers, hun gemachtigde en namens het college [naam vertegenwoordiger college] .

Overwegingen

Feiten
1.1
Op 7 januari 2020 is er door een ambtenaar van de gemeente Tilburg een aanvraag voor het verlenen van een omgevingsvergunning ingediend. Het betrof een aanvraag voor het wijzigen van mountainbikeroute [adres] .
1.2
Bij het primaire besluit heeft het college een omgevingsvergunning voor de aanpassing van de mountainbikeroute verleend. Dit besluit is voorzien van een verzendstempel met de tekst ‘verzonden 15 mei 2020’. De omgevingsvergunning is op 20 mei 2020 in het Gemeenteblad van de gemeente Tilburg gepubliceerd. In de publicatie staat vermeld dat het besluit op 18 mei 2020 is verzonden.
1.3
Eisers hebben op 29 juni 2020 digitaal een bezwaarschrift ingediend. Op 20 januari 2021 is er per e-mail aan eisers kenbaar gemaakt dat het college van mening is dat het bezwaarschrift te laat is ingediend. Eisers hebben op 1 februari 2021 op deze e-mail gereageerd.
1.4
Bij het bestreden besluit heeft het college het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat eisers het bezwaarschrift te laat hebben ingediend.
1.5
Eisers hebben naar aanleiding van de beslissing op bezwaar op 8 maart 2021 een bezwaarschrift naar het college verzonden. Het college heeft dit bezwaarschrift als beroepschrift aangemerkt en doorgezonden naar de rechtbank.
1.6
Eisers hebben een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend. Bij uitspraak van 19 mei 2021 is het verzoek afgewezen.
Het geschil
2. Aan de orde is de vraag of het college het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Standpunt van eisers
3.1
Eisers stellen zich, samengevat, op het standpunt dat zij door het college hadden moeten worden aangemerkt als belanghebbenden en het primaire besluit door toezending of uitreiking hadden moeten ontvangen of op een andere manier op de hoogte hadden moeten worden gebracht van het besluit. Nu eisers het besluit niet door toezending of uitreiking hebben ontvangen, menen zij dat het besluit niet op de juiste wijze bekend is gemaakt.
3.2
Daarnaast stellen eisers zich op het standpunt dat het bezwaar niet te laat is ingediend en het college ten onrechte het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard.
3.3
Eiser stellen zich ook op het standpunt dat, indien er al sprake zou zijn geweest van een termijnoverschrijding, deze overschrijding verschoonbaar is dan wel dat de gevolgen van de termijnoverschrijding niet voor rekening van eisers moeten komen.
Wettelijk kader
4. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Beoordeling
5.1
Op grond van artikel 6:6, onder aanhef en sub a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan het bezwaar niet-ontvankelijk worden verklaard, indien er niet is voldaan aan artikel 6:5 van de Awb of aan enig ander bij wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van bezwaar of beroep.
5.2
De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt op grond van artikel 6:7 van de Awb, zes weken. Op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt de bezwaartermijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt.
Bekendmaking besluit
5.3
Eisers stellen zich op het standpunt dat het besluit niet op de juiste wijze bekend is gemaakt.
5.3.1
Op grond van artikel 3:41, eerste lid, van de Awb geschiedt de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager. Indien de bekendmaking van het besluit niet kan geschieden op de wijze als voorzien in het eerste lid, dan geschiedt zij op grond van artikel 3:41, tweede lid, van de Awb op een andere geschikte wijze.
5.3.2
Het primaire besluit is op 15 mei 2020 verzonden naar de aanvrager van de vergunning, een ambtenaar van de gemeente Tilburg. Naar het oordeel van de rechtbank is het besluit op 15 mei 2020 op de juiste wijze bekend gemaakt zoals omschreven in artikel 3:41, eerste lid, van de Awb, nu het besluit naar de aanvrager van de vergunning is verzonden.
Bezwaar tijdig ingediend?
5.4.1
Op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is een bezwaarschrift tijdig ingediend als deze voor het einde van de termijn is ontvangen.
5.4.2
De bezwaartermijn is gaan lopen op de dag na verzending van het besluit, namelijk op 16 mei 2020 en is zes weken later op 26 juni 2020 geëindigd. Tussen partijen staat vast dat het bezwaarschrift is ingediend op 29 juni 2020. Het bezwaarschrift is daarmee te laat ingediend.
Verschoonbare termijnoverschrijding?
5.5
Eisers stellen zich op het standpunt dat als er sprake is van een termijnoverschrijding, deze overschrijding verschoonbaar is geweest. Op 18 mei 2020 hebben zij per e-mail contact gehad met de aanvrager van de vergunning. Zij hebben toen niet vernomen dat er een besluit was genomen. Daarom menen eisers dat zij ervan uit mochten gaan dat er toen nog geen besluit was genomen en dat de termijnoverschrijding redelijkerwijs niet aan hen kon worden toegerekend.
5.5.1
Op grond van artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift de niet-ontvankelijkverklaring achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
5.5.2
Het college heeft het besluit laten publiceren in het Gemeenteblad op 20 mei 2020. In de publicatie stond als verzenddatum 18 mei 2020 in plaats van 15 mei 2020. Het college heeft aangegeven dat 18 mei 2020 een misslag is en dat deze misslag is hersteld door het besluit op 4 juni 2020 per e-mail naar eisers toe te zenden. De rechtbank ziet geen reden om hieraan te twijfelen en volgt het standpunt van het college dat eisers daarmee kennis hebben kunnen nemen van de juiste verzenddatum van het besluit. Gelet hierop kon het voor eisers ook redelijkerwijs duidelijk zijn dat 26 juni 2020 de laatste dag was om nog tijdig bezwaar te maken. Eisers hadden op 4 juni 2020, toen ze het besluit per e-mail hadden ontvangen, nog voldoende tijd om bezwaar te maken.
5.5.3
De rechtbank merkt op dat zij begrip heeft voor de verwarring die bij eisers is ontstaan door publicatie van de verkeerde verzenddatum. Het had echter op de weg van eisers gelegen om duidelijkheid over de verzenddatum te krijgen. Dit hadden zij kunnen doen door contact op te nemen met het college. Eisers hebben naar voren gebracht dat het contact met het college niet altijd mogelijk was. De rechtbank is van oordeel dat als eisers geen contact met het college konden krijgen, zij het zekere voor het onzekere hadden moeten nemen en hadden moeten uitgaan van de eerdere verzenddatum, namelijk 15 mei 2020.
5.5.4
Gelet op het voorgaande is er geen sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding. Het college heeft het bezwaar dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Conclusie
6. Het beroep is ongegrond.
7. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Karsten-Badal, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. de Roo, griffier, op 16 november 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De rechter is niet in de gelegenheid de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Bijlage

Wettelijk kader
Op grond van artikel 3:40 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) treedt een besluit niet in werking voordat het is bekendgemaakt.
Op grond van artikel 3:41, eerste lid, van de Awb geschiedt de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
Op grond van het tweede lid geschiedt de bekendmaking van het besluit op een andere geschikte wijze, indien de bekendmaking van het besluit niet kan geschieden op de wijze als voorzien in het eerste lid.
Op grond van artikel 6:6, onder aanhef en sub a, van de Awb kan het bezwaar of beroep niet-ontvankelijk worden verklaard, indien niet is voldaan aan artikel 6:5 van de Awb of aan enig ander bij wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep.
Op grond van artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken.
Op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt.
Op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is een bezwaar- of beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
Op grond van artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift de niet-ontvankelijk verklaring achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.