ECLI:NL:RBZWB:2021:5899

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 november 2021
Publicatiedatum
18 november 2021
Zaaknummer
AWB- 20_9040
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit UWV inzake WW-uitkering tijdens verblijf in het buitenland

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de toekenning van een WW-uitkering. Eiser had op 24 februari 2020 een WW-uitkering aangevraagd, welke hem met ingang van 2 maart 2020 was toegekend. Eiser verbleef op dat moment in Spanje en vroeg toestemming aan het UWV om met behoud van zijn uitkering te onderzoeken of hij daar als zelfstandige kon starten. Deze toestemming werd verleend voor de periode van 2 maart 2020 tot 12 april 2020.

Eiser heeft op 15 juli 2020 aan het UWV doorgegeven dat hij op 15 augustus 2020 terug naar Nederland zou komen. Het UWV stelde echter dat eiser van 23 juli 2020 tot en met 14 augustus 2020 geen recht had op een WW-uitkering, omdat hij in die periode in het buitenland verbleef, anders dan wegens vakantie. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank overwoog dat het UWV in het toekenningsbesluit eiser had gewezen op zijn rechten en plichten en dat hij op de hoogte was van de uitsluitingsgrond van artikel 19, eerste lid, aanhef en onder e van de WW. De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht had besloten dat eiser over de betreffende periode geen WW-uitkering kreeg, omdat hij in Spanje verbleef en niet vanwege vakantie. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/9040 WW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 november 2021 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [naam woonplaats] , eiser

en
De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 7 augustus 2020 (primair besluit) heeft het UWV medegedeeld dat eiser over de periode van 23 juli 2020 tot en met 14 augustus 2020 geen uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) krijgt.
In het besluit van 8 september 2020 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 21 oktober 2021.
Hierbij waren aanwezig eiser en namens het UWV A.J.J.M. van Eijk.

Feiten en omstandigheden

1. Eiser heeft op 24 februari 2020 een WW-uitkering aangevraagd. Bij besluit van 25 februari 2020 heeft het UWV deze uitkering met ingang van 2 maart 2020 aan hem toegekend.
Eiser verbleef in Spanje. Hij heeft het UWV gevraagd om toestemming om met behoud van zijn WW-uitkering te onderzoeken of hij daar als zelfstandige kan starten. Bij brief van 3 maart 2020 heeft het UWV die toestemming verleend voor de periode van 2 maart 2020 tot 12 april 2020.
Op 15 juli 2020 heeft eiser aan het UWV doorgegeven dat hij op 15 augustus 2020 weer in Nederland is.
In het primaire besluit heeft het UWV gesteld dat eiser tot en met 14 augustus 2020 in het buitenland verblijft, anders dan vanwege vakantie. Vanaf juli 2020 zijn de reisbeperkingen als gevolg van de coronacrisis (vrijwel) opgeheven. Daarom heeft het UWV besloten dat eiser over de periode van 23 juli 2020 tot en met 14 augustus 2020 geen WW-uitkering krijgt. De einddatum van de WW-uitkering verschuift hierdoor naar 24 maart 2022. Eiser heeft hier bezwaar tegen gemaakt.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Beroepsgronden

2. Eiser stelt dat hij op 15 juli 2020 aan het UWV heeft doorgegeven dat hij op 15 augustus 2020 terug wilde komen naar Nederland. Het UWV heeft toen niet gezegd dat hij eerder terug moest komen. Hem is niet medegedeeld dat vanaf 23 juli 2020 weer de reguliere beoordeling gold, ook was daar niets over te vinden op de website van het UWV. Als daarover gecommuniceerd was, had hij direct terug kunnen keren. Volgens eiser is het UWV dan ook in gebreke gebleven in de communicatie over de uiterlijke terugkeerdatum.

Wettelijk kader

3. Artikel 19, eerste lid, aanhef en onder e, van de WW bepaalt dat geen recht op uitkering heeft de werknemer die buiten Nederland woont of verblijf houdt anders dan wegens vakantie.

Overwegingen

4.1
De rechtbank stelt vast dat het UWV met ingang van 2 maart 2020 een WW-uitkering aan eiser heeft toegekend en dat eiser in het toekenningsbesluit is gewezen op zijn rechten en plichten. Uit het dossier blijkt dat eiser op 3 maart 2020 in een telefonisch gesprek met het UWV heeft aangegeven dat hij op dat moment in Spanje verbleef. Het UWV heeft hem er toen ook op gewezen dat hij onder de uitsluitingsgrond van artikel 19, eerste lid, aanhef en onder e van de WW viel. Eiser heeft echter toestemming gekregen om in de periode van 2 maart 2020 tot en met 12 april 2020 te onderzoeken of hij in Spanje als zelfstandige kon starten. Het UWV heeft de uitsluitingsgrond over die onderzoeksperiode niet toegepast. Vanaf 12 april 2020 zou de uitsluitingsgrond weer onverkort van toepassing zijn, maar het UWV heeft daartoe niet besloten.
4.2
Vervolgens werden er in verband met de coronapandemie strikte reisbeperkingen doorgevoerd, waardoor het voor eiser niet mogelijk was om terug te keren naar Nederland. Op 8 april 2020 en 28 mei 2020 heeft het UWV telefonisch contact gehad met eiser, waarbij duidelijk werd dat hij nog altijd in Spanje verbleef. In beroep heeft het UWV een intern beleidsdocument van 1 mei 2020 overgelegd. Hieruit blijkt dat er vanwege de coronapandemie een afwijkende beoordeling bestond met betrekking tot de toepassing van de uitsluitingsgrond verblijf buitenland. Het UWV heeft toegelicht dat de uitsluitingsgrond op grond van dat beleid niet is toegepast in het geval van eiser.
4.3
Eiser heeft op 15 juli 2020 aan het UWV laten weten dat hij op 15 augustus 2020 terug zou keren naar Nederland. Daarop is het primaire besluit gevolgd, waarin bepaald is dat eiser van 23 juli 2020 tot en met 14 augustus 2020 geen WW-uitkering krijgt. Het UWV baseert de ingangsdatum van 23 juli 2020 op een eveneens in beroep overgelegd intern beleidsdocument van 22 juli 2020. Hierin staat dat de reisbeperkingen als gevolg van de coronacrisis (vrijwel) zijn opgeheven en er geen reden meer is om de afwijkende beoordeling als genoemd in 4.2 toe te passen. Dat betekent dat de reguliere beoordeling vanaf 23 juli 2020 weer geldt.
4.4
Ter zitting heeft het UWV erkend dat er onvoldoende is gecommuniceerd over het interne beleid, waardoor het voor eiser niet kenbaar was dat vanaf 23 juli 2020 de reguliere beoordeling weer gold. De werkwijze van het UWV verdient dan ook niet de schoonheidsprijs. Vast staat echter dat eiser anders dan wegens vakantie in Spanje verbleef. De rechtbank ziet dan ook niet in waarom het UWV in weerwil van de uitsluitingsgrond van artikel 19, eerste lid, aanhef en onder e, van de WW en coulance-halve toch een WW-uitkering aan eiser zou moeten toekennen over de periode van 23 juli 2020 tot en met 14 augustus 2020. Het UWV heeft dan ook terecht besloten dat eiser over die periode geen WW-uitkering krijgt.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier, op 17 november 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.