ECLI:NL:RBZWB:2021:5902

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 november 2021
Publicatiedatum
18 november 2021
Zaaknummer
AWB- 19_3084
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling UWV in proceskosten na intrekking beroep WIA-uitkering

In deze zaak heeft verzoekster beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV, waarin de aanvraag voor een WIA-uitkering was geweigerd. Het UWV heeft op 19 mei 2021 het eerdere besluit gewijzigd en verzoekster alsnog een IVA-uitkering toegekend per 26 december 2018. Na deze wijziging heeft verzoekster haar beroep ingetrokken, maar verzocht om veroordeling van het UWV in de proceskosten. De rechtbank heeft besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank overweegt dat op basis van artikel 8:75a van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. De rechtbank concludeert dat het UWV aan verzoekster is tegemoetgekomen, wat aanleiding geeft om het UWV te veroordelen in de gemaakte proceskosten.

De rechtbank stelt de proceskosten vast op € 2.404,-, onderverdeeld in kosten voor rechtsbijstand in de bezwaarprocedure en de beroepsprocedure. Daarnaast merkt de rechtbank op dat het UWV op grond van artikel 8:41 van de Awb het griffierecht van € 47,- aan verzoekster dient te vergoeden, waardoor een aparte veroordeling hiervoor niet nodig is. De uitspraak is gedaan door rechter I.M. Josten en openbaar gemaakt op 17 november 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/3084 WIA
uitspraak van 17 november 2021 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoekster] , te [naam woonplaats] , verzoekster,

gemachtigde: mr. C.F.A. Cadot,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 23 mei 2019 (bestreden besluit) van het UWV voor zover het daarbij gaat om weigering een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) toe te kennen.
Bij besluit van 19 mei 2021 heeft het UWV het bestreden besluit gewijzigd en verzoekster alsnog per 26 december 2018 een (IVA-)uitkering ingevolge de WIA toegekend.
Vervolgens heeft verzoekster het beroep ingetrokken, met het verzoek het UWV te veroordelen in de proceskosten. Het UWV heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid hierop te reageren.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het besluit van 19 mei 2021 dat het UWV aan verzoekster is tegemoetgekomen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding het UWV te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door derden beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.404,-.
Dat is onderverdeeld in € 534,- voor verleende rechtsbijstand in de bezwaarprocedure
(1 punt voor het door mr. M.H. Steenbergen indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1) en € 1.870,- voor verleende bijstand in de beroepsprocedure (1 punt voor het door mr. C.F.A. Cadot indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting, 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze op de door een deskundige uitgebrachte expertise, met een waarde per punt van
€ 748,- en een wegingsfactor 1).
3. De rechtbank overweegt ten overvloede dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 47,- aan verzoekster dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 2.404,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier, op 17 november 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.