Op 18 november 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Middelburg. Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 11 december 2019, waarin het verzoek van eiseres om de gegevens over haar ouders niet te registreren in de basisregistratie personen (brp) werd afgewezen. Tijdens de zitting op 13 november 2020 heeft eiseres zich laten bijstaan door haar gemachtigde, mr. J. Eliya, en heeft verweerder zich laten vertegenwoordigen door een onbekende vertegenwoordiger. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om verweerder de gelegenheid te bieden om twee door eiseres overgelegde brondocumenten op echtheid te beoordelen. Na het onderzoek heeft de rechtbank op 20 juli 2021 het onderzoek gesloten en bepaald dat binnen zes weken uitspraak zou worden gedaan. Deze termijn is op 31 augustus 2021 verlengd.
Eiseres betoogde dat het onderzoek van verweerder onvoldoende en onzorgvuldig was. Ze stelde dat verweerder ten onrechte meende dat zij in staat moest zijn om Iraakse brondocumenten te bemachtigen en dat de kosten voor DNA-onderzoek door verweerder gedragen moesten worden. Eiseres voerde aan dat de afwijzing negatieve gevolgen had voor haar bijstandsuitkering. De rechtbank oordeelde dat de gegevens in de brp betrouwbaar en duidelijk moeten zijn en dat de wetgever een rangorde heeft aangegeven voor de geschriften waaruit gegevens omtrent de burgerlijke staat mogen worden ontleend.
De rechtbank concludeerde dat de documenten die eiseres had overgelegd, waaronder een uittreksel uit de bevolkingsadministratie en een geboorteregistratie, niet volledig waren gelegaliseerd, maar dat de rechtbank voldoende overtuiging had dat [naam moeder] de moeder van eiseres was. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres gegrond, vernietigde het bestreden besluit en herstelde het primaire besluit door te bepalen dat verweerder in de brp moest opnemen dat [naam moeder] de moeder van eiseres is. Eiseres werd echter niet in de proceskosten vergoed, omdat de relevante originele brondocumenten pas na het bestreden besluit waren overhandigd.