ECLI:NL:RBZWB:2021:5915

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 november 2021
Publicatiedatum
19 november 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 7906
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting na vernietiging door heffingsambtenaar

Op 3 november 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De belanghebbende had beroep ingesteld tegen de naheffingsaanslag, die was opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Middelburg. De heffingsambtenaar heeft echter op 21 oktober 2021 laten weten dat de naheffingsaanslag is vernietigd. Hierdoor kwam de rechtbank voor de vraag te staan of de belanghebbende nog procesbelang had bij het beroep.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende niet heeft gereageerd op een verzoek om haar beroep te handhaven en ook niet op de zitting aanwezig was. Aangezien de heffingsambtenaar volledig aan de verzoeken van de belanghebbende tegemoet was gekomen, kon het beroep niet meer leiden tot een gunstiger resultaat voor de belanghebbende. De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan belang.

Desondanks heeft de rechtbank bepaald dat de heffingsambtenaar het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 48,- dient te vergoeden, omdat de belanghebbende niet zonder grond beroep had ingesteld. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, aangezien er geen kosten waren die voor vergoeding in aanmerking kwamen. De uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
Zaaknummer BRE 20/7906
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 3 november van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,

belanghebbende,
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Middelburg,

de heffingsambtenaar.

Procesverloop

De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd met dagtekening 10 maart 2020 met aanslagnummer [aanslagnummer] (hierna: de naheffingsaanslag).
Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt. In de uitspraak op bezwaar van 6 juli 2020 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld.
De heffingsambtenaar heeft bij brief van 21 oktober 2021 gereageerd op het beroepschrift.
Bij brief van 22 oktober 2021 is belanghebbende gevraagd te reageren op voornoemde brief van de heffingsambtenaar. De rechtbank heeft geen reactie ontvangen van belanghebbende.
De zaak is behandeld op de zitting van 3 november 2021. De heffingsambtenaar heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam]
Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 27 juli 2021 aan het bij de rechtbank bekende adres van belanghebbende, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Deze brief is onbestelbaar geretourneerd. Na controle van de adresgegevens van belanghebbende in de Basisregistratie Persoonsgegevens van de gemeente is gebleken dat belanghebbende niet meer woonachtig is op het bekende adres. Daarop is belanghebbende bij aangetekende brief, verzonden op 20 augustus 2021 aan belanghebbende op het adres [adres] te ( [postcode] ) [woonplaats] , opnieuw uitgenodigd om op de zitting te verschijnen, onder vermelding van plaats en tijdstip. Belanghebbende is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Nu genoemde brief niet ter griffie is terugontvangen en uit informatie van PostNL is gebleken dat de brief op 21 augustus 2021 is bezorgd op voornoemd adres, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden.
Overwegingen
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Nadat belanghebbende beroep heeft ingesteld bij de rechtbank heeft de heffingsambtenaar bij brief van 21 oktober 2021 laten weten dat is besloten om de naheffingsaanslag parkeerbelasting te vernietigen.
2. Gelet op de vernietiging van de naheffingsaanslag ziet de rechtbank zich ambtshalve voor de vraag gesteld of belanghebbende nog procesbelang heeft.
3. Bij brief van 22 oktober 2021 is aan belanghebbende gevraagd of zij haar beroep wil handhaven. Belanghebbende heeft op deze brief niet gereageerd en is evenmin tijdens de zitting verschenen.
4. Nu de heffingsambtenaar hangende het beroep volledig aan belanghebbende is tegemoetgekomen, kan dit beroep niet meer tot een voor belanghebbende gunstiger resultaat leiden. Er is niet langer sprake van een geschil met betrekking tot de door de heffingsambtenaar opgelegde naheffingsaanslag, zodat het beroep wegens gebrek aan belang niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
5. Uit het feit dat eerst hangende beroep is overgegaan tot vernietiging van de naheffingsaanslag, volgt dat belanghebbende niet zonder grond beroep heeft ingesteld. Daarin ziet de rechtbank aanleiding te bepalen dat de heffingsambtenaar aan belanghebbende het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
6. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat gesteld noch gebleken is van voor vergoeding in aanmerking komende kosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- draagt de heffingsambtenaar op het betaalde griffierecht van € 48,– aan belanghebbende
te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van M.H.A. de Graaf, griffier, op 3 november 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.