ECLI:NL:RBZWB:2021:5916
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd door de gemeente Middelburg
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de heffingsambtenaar van de gemeente Middelburg en een belanghebbende over een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De heffingsambtenaar had op 6 november 2020 een naheffingsaanslag opgelegd aan de belanghebbende, omdat zij geen parkeerbelasting had voldaan. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard in de uitspraak op bezwaar van 30 november 2020. Hierop heeft de belanghebbende beroep ingesteld bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 3 november 2021 is de zaak behandeld. De belanghebbende was niet verschenen, maar de rechtbank oordeelde dat zij op juiste wijze was uitgenodigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende op de betreffende datum haar auto had geparkeerd zonder de verschuldigde parkeerbelasting te betalen. De belanghebbende voerde aan dat zij de intentie had om te betalen, maar dat haar poging daartoe was afgebroken en dat zij een kaartje had ontvangen dat zij achter de voorruit had gelegd zonder het goed te controleren.
De rechtbank oordeelde dat de verantwoordelijkheid voor het betalen van de parkeerbelasting bij de belanghebbende ligt. Het kaartje dat zij ontving, was geen geldig bewijs van betaling, aangezien het duidelijk vermeldde dat de transactie was afgebroken. De rechtbank concludeerde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd en verklaarde het beroep ongegrond. De rechtbank zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling en de belanghebbende werd in het ongelijk gesteld.