Op 15 februari 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Altena een omgevingsvergunning had verleend voor de tijdelijke huisvesting van 24 arbeidsmigranten. Verzoekers, bestaande uit negen bezwaarmakers, hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 1 februari 2021 behandeld tijdens een zitting in Breda, waar zowel de verzoekers als vertegenwoordigers van het college en de vergunninghouder aanwezig waren.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoekers een spoedeisend belang hebben bij hun verzoek, ondanks dat er nog andere omgevingsvergunningen verleend moeten worden. De rechter heeft overwogen dat het college bevoegd was om de omgevingsvergunning te verlenen, maar dat er onvoldoende onderzoek is gedaan naar de impact van de huisvesting van arbeidsmigranten op het woon- en leefklimaat en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het college niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken en heeft het bestreden besluit geschorst. De voorzieningenrechter heeft het college opgedragen om het griffierecht aan de verzoekers te vergoeden en heeft de proceskosten vastgesteld op € 1.068,-.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van belangen bij het verlenen van omgevingsvergunningen, vooral in situaties waar meerdere partijen betrokken zijn en waar de gevolgen voor de omgeving aanzienlijk kunnen zijn. De voorzieningenrechter heeft de schorsing van de vergunning tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar uitgesproken, wat de verzoekers enige tijd geeft om hun belangen verder te behartigen.